| |
| |
| |
Roelof ten Napel Dit is water
Roelof ten Napel (1993) groeide op in Friesland en ging daarna wiskunde studeren in Utrecht. Zijn debuut Constellaties verscheen in 2014 bij Uitgeverij Atlas Contact, en hij was in 2015 laureaat van een C.C.S. Crone-stipendium; eerder was hij tweemaal Write Now!-finalist. Hij publiceerde eerder in onder andere Het Liegend Konijn en Tirade.
Amos trok zich op aan de rand van het zwembad, keek omhoog naar het tijdenbord en besefte dat hij nooit veel sneller zou zijn dan dit. Hij liep naar het bankje waarop zijn handdoek lag, die hij over zijn hoofd sloeg. De volgende jongens gingen klaarstaan voor het startsein, het juichen van familie kaatste tegen de tegels en kreeg iets afstandelijks. Het klonk vooral holler, misschien, als van een oude opname - alsof de mensen erachter ontbraken. In gedachten speelde zijn laatste baan zich weer af, tot aan zijn hand, reikend naar de muur; de vermoeidheid in zijn spieren. Zijn coach kwam naar hem toe en Amos zei dat hij geen idee had waarom hij zwom.
- Iedereen heeft mindere dagen.
Amos knikte, maar hij had geen mindere dag.
Een paar weken later zegde hij zijn lidmaatschap op, hij was nog een paar keer naar training gekomen terwijl hij merkte dat het hem steeds minder deed. Mats, de school- en clubgenoot met wie hij het meest optrok, vroeg wat hij had. Amos schudde zijn hoofd en zei dat hij klaar was met zwemmen.
Hij ging werken in de bloemenzaak van de moeder van Lys. In de ochtend, op zaterdag, hielp hij de emmers naar binnen tillen, daarna stond hij achter de kassa. Tussen de middag lunchte hij boven, waar ze woonden, soms was Lys er ook. Ze hadden het vaak over school, Lys zei dat ze uitkeek naar de examens - eindelijk - en dat ze zin had om te gaan studeren, al twijfelde ze soms
| |
| |
nog wat. Een middag zei Amos dat hij eigenlijk wel bang was; dat zijn leven zich tot dan toe gewoon had afgespeeld, vanzelf op zijn plaats was gevallen, en hij zich afvroeg of hij eerder over zijn studie na had moeten gaan denken. Lys zei dat zij het toch ook nog niet wist, maar Amos vond dat dat verschilde - nog niet denken en nog niet weten. Lys viel stil. Later zou ze vertellen dat ze het moeilijk vond, mensen geruststellen zonder te doen alsof hun problemen niet bestaan, dat ze dat bleef merken en dan telkens terugdacht aan dit gesprek.
Nu riep haar moeder dat Amos' pauze al eventjes over was voor ze verder konden praten.
Amos begon meer te lezen, legde de boeken open voor de kassa neer terwijl hij wachtte tot de klanten hun keuze hadden kunnen maken. Op een ochtend, terwijl ze de planten uit een busje aan het laden waren, vroeg Lys' moeder of hij iets met literatuur ging doen - misschien Nederlands? Hij leunde tegen de deurpost, keek hoe het vroege licht op het plastic rond de boeketten viel en erin leek te blijven zitten. Nee, zei hij, hij dacht van niet.
Toen Amos op kamers gegaan was, en het baantje weer achter zich had gelaten, kwam Mats hem eens opzoeken. Die was in zijn studentenstad weer bij een zwemvereniging gegaan - maar ze deden ook andere dingen, kroegentochten, pubquizzen. Hij zwom mee in de interne competitie, dat ging wel goed.
Hij keek Amos aan.
- Of wil je het niet over zwemmen hebben?
Amos zag een lijn op Mats' gezicht, een schaduw van zijn jukbeen die hij zich niet van vroeger herinnerde; hij wist niet of het door het licht kwam, of dat Mats misschien iets was vermagerd. Gewoon veranderd, dacht hij ineens. Misschien was het hem, als ze elkaar vaker zagen, niet eens opgevallen.
- Hoezo?
- Je reageert vrij ingetogen.
Die lijn daar maakte hem treuriger.
| |
| |
Amos zei dat hij gewoon luisterde. Nadat ze wat langer hadden gepraat biechtte Mats op dat hij zijn eigen enthousiasme na Amos' afhaken even kwijt was geraakt - hij had naar hem opgekeken en begreep niet waarom hij stopte, het voelde alsof hij het zwemmen afwees, alsof Mats zich ineens moest verdedigen. Amos zei dat het alleen met hemzelf te maken had gehad. Het was gewoon op. Ze begonnen over iets anders.
Het werd laat en ze gingen slapen. Terwijl ze al in bed lagen, in het donker, begon Mats over een meisje. Ze was mooi, en scherp, ze hadden gezoend, maar ze zoende blijkbaar vlugger; op een andere avond stond ze buiten met iemand anders. Niet dat ze hem links liet, soms ‘deden ze het wel’ - de woorden klonken onhandig met Mats' stem, alsof hij er geen vat op had - maar hij wilde meer dan dat. Hij wilde dichter bij haar zijn, of andersom, wilde haar dichter bij hem; gewoon, samen. Amos vroeg of hij dat niet moest zeggen. Mats zweeg even. Misschien zou dit dan ook overgaan, misschien wilde ze geen gedoe. Het gedoe was er al, zei Amos, alleen nu verzwegen. Seks kon hij ook wel met iemand anders hebben.
Nee, zei Mats, en vloekte, dat kon dus juist niet. Hij kwam omhoog van het luchtbed en zocht met het licht van zijn telefoon zijn kleren. Amos zei sorry. Mats zei niks meer en vertrok - stuurde de volgende ochtend een berichtje waarin hij zei dat het niet aan Amos had gelegen, dat hij er gewoon zo vol mee zat.
En Amos kwam niet meer los van dat gezicht, die indruk van eerder. Als hij aan Mats dacht, was dat plots het beeld dat hem voor de geest kwam - een ander werk op hetzelfde doek, het figuur nu donkerder, zijn rossige haren minder fel, zijn blik niet meer in de richting van de kijker.
Kort daarna kwam Amos ook Lys weer tegen, op een feestje. Hij vroeg naar de zaak van haar moeder.
Haar moeder was ziek geworden en ook lang gebleven, de zaak was door iemand overgenomen, maar het ging weer beter. Ze wist niet dat hij daar niet van wist.
| |
| |
Op een dag stond toen hij thuiskwam zijn huisgenoot buiten - Guus - die hem zei dat hij zijn kartonnen dozen uit de kelder moest halen, ze zouden plaats gaan maken voor een fietsenhok. Als hij te veel troep had, mocht hij het ook aan de stoep laten staan, er kwam al een container. Amos tilde zijn dozen naar hun appartementje, stapelde ze tegen de muur achter zijn bed. Daar bleven ze staan.
De huisvestingsorganisatie had de flats namen van historische, belangrijke wetenschappers gegeven, maar de bewoners hadden ze voor zichzelf, vanwege de Oostbloktriestheid die alles uitstraalde, vervangen door de eerste Russen die ze konden verzinnen; Stalin, Lenin, Dostojevski - Guus en Amos zaten in Raspoetin.
Aan het eind van de lente hielden de flatbewoners samen een rommelmarkt en barbecue. Guus liet zich inmiddels Gustus noemen, hij en Amos struinden langs de kleedjes op de parkeerplaatsen. Ze kwamen bij twee meisjes op rieten stoelen, hun kleed lag vol met spellen - Playstation, xbox, Super Nintendo.
- Is er een broertje dood, vroeg Guus.
Een van de meisjes zei dat dat seksistisch was, er waren heel veel meisjes die games tof vonden. Guus zei sorry. Het andere meisje gaf toe dat het eigenlijk allemaal van haar broertje was, die geld wilde voor een scooter - zij twee kregen twintig procent van de opbrengst - en ze lachten.
- Dit is Amos, zei Guus, en ik ben Gustus.
Zij heetten Anne en Mara. Guus vroeg of ze straks ook bij de barbecue zouden zijn.
Amos herkende een paar van de jongens bij het vlees. Toen iedereen met plastic bordjes en satéprikkers liep, ontstond het plan om het zwembad, dat aan de rand van de parkeerplaatsen lag en alleen nog als halfpipe gebruikt werd, weer te vullen als het warmer was. Guus stootte Amos aan en zei dat hij toch professioneel gezwommen had. Amos ontkende, zei dat hij alleen in de jeugd-competitie ‘wel oké’ was geweest, Guus vond dat best genoeg.
| |
| |
Amos zei dat hij de huisvesting best wilde bellen - ze maakten een WhatsAppgroep aan om elkaar op de hoogte te houden.
Guus stond heel de tijd te turen, ineens tikte Mara op zijn schouder.
- Zoek je iemand?
Nee, hij keek gewoon rond. Ze begonnen ontwijkend met elkaar te praten. Amos wilde ze liever meteen als Barbie- en Kenpop tegen elkaar drukken.
Anne vertelde Amos dat ze geologie deed, het volgende jaar daarmee naar Spanje zou gaan. Amos was nooit verder dan België geweest, of één keer, naar Londen met school. Ze vroeg of hij Harrods had gezien, dat monument op de etage beneden. Amos knikte.
Het werd donker en ze vertrokken naar het appartement van de meiden, er ging een fles rosé open, na een paar glazen vertrokken Guus en Mara eindelijk naar haar kamer. Het gesprek viel stil.
- Ik hoef eigenlijk niet echt dingen, zei Anne. Niet dat je niet leuk bent.
Amos zei dat hij niet uit was op dingen, keek naar de tv en vroeg of ze van de dag nog iets over hadden gehouden. Anne noemde een geldbedrag, Amos bedoelde qua spellen - ze ging kijken en kwam terug met een doos. Hij sloot de Playstation aan, ze deden Rampage, werden stad-slopende monsters. Op een gegeven moment hadden ze blijkbaar heel de aarde in puin gelegd, en moesten ze door naar Mars; Anne vroeg of hij wilde wisselen naar iets anders.
Toen Guus de volgende ochtend in zijn boxers uit Mara's kamer kwam, waren ze bezig met Burnout 3.
- Wacht, hebben jullie de hele nacht zitten gamen? Stelletje maagden.
- Fok jou, zei Anne, dit is fantastisch.
Amos zei dat hij zijn mond moest houden en duwde een controller in zijn handen.
| |
| |
Alles werkte nog, maar huisvesting wilde het zwembad niet bijhouden, dus dat mocht voor één dag vol. Iemand met een printpas van de universiteit maakte flyers en gooide ze door de brievenbussen, op de dag zelf kwam nog één verdwaasde jongen met een skateboard. Amos ging 's ochtends de stad in voor een zwembroek, bleef stilstaan voor de schappen, twijfelend tussen strand- en sport-. Op het punt dat een verkoper op hem af leek te komen, koos hij het laatste.
Bij terugkomst was het aardig druk aan het worden. Er werd besloten opblaasbanden en -dieren te verbieden. Ballen mochten, die gingen toch door de lucht.
Toen Anne kwam, vroeg Guus haar waar Mara was. Die leerde voor een herkansing, ze zou later komen kijken.
Rond de lunch kwam ze met een badeend, die ze op Guus' hoofd zette.
Na zwemmen, overgooien en weer drogen begonnen de eerste mensen te vertrekken. Iemand riep dat ze een toernooitje konden doen, Guus porde Amos, die wegkeek.
- Gast, get over yourself. Waarom heb je anders zo'n zwembroek aan.
Hij riep naar de overkant dat Amos meedeed.
Voor hij het wist stond Amos aan de badrand. Als vanzelf kwamen zijn spieren in beweging, zijn zicht zette zich schrap op de overkant; iemand riep, drie keer heen en weer, de tegenstander vroeg of dat dus zes baantjes waren. Het drong amper nog tot Amos door.
Toen hij de muur weer aantikte en omhoogkeek stond Anne te joelen, Guus brulde iets.
Voor hemzelf leek het alsof er niks was gebeurd, alsof hij opschrok uit een droom en zich achteraf pas van de gebeurtenissen bewust werd. Hij voelde zijn hart in zijn borst, in zijn keel.
Buiten het water stond hij te trillen. Hij keek naar zijn vingers. Anne sloeg haar handdoek over zijn schouders. Hij zwom tegen nog drie anderen terwijl zijn gedachten op dat ene punt stil ble- | |
| |
ven staan. Amos werd tweede, en pas bij het leeglopen van het bad kwam hij langzaam weer terug op aarde.
Anne vond dat ze het moesten vieren, maar Guus en Mara hadden al ergens een reservering staan. Ze maakten plannen voor de volgende dag, en Anne ging naar haar appartement terug.
Er kwam een jongen naast Amos die zei dat hij Lukas heette. Amos stelde zich voor.
- Fucking gaaf, hoe je zwom.
- Fucking gaaf?
Lukas zei dat hij bedoelde dat hij hem mooi vond. Of het - het zwemmen. Dat het er mooi uitzag, of, had gezien. Amos bleef even stil, bedankte hem en ging weg.
Hij zag op zijn kamer dat Mats had gebeld, meerdere keren, en daarna een lang bericht had gestuurd. Ze zouden samen op vakantie gaan, maar Mats wilde met zijn nieuwe vriendin - hij had een vriendin, niet eerder verteld, leek hem raar om zomaar te zeggen. Amos was alsnog een van de eersten die het hoorde, dat wel. Amos vroeg of het dat meisje van toen was, en Mats zei van niet, en verder niets.
*
Die zomer wandelde Amos veel, liefst in de namiddag als de drukte al minder werd, en een eindje van de binnenstad. Over de kleine stenen trappen in parkjes, tussen de bloemen door, schelpenpaden langs bomen langs de buitengracht, naar de overkant; de brede straat in waar vroeger de eerste spoorweg liep, nu de trams. Het was al laat wanneer hij thuiskwam, maar nog licht, en als Guus thuis was, aten ze samen.
Mats stuurde nog een kaartje dat Amos amper las voor hij het met opruimen in een afvalzak gooide.
Guus vertelde dat hij waarschijnlijk naar het buitenland kon, het najaar. Hij overwoog zijn kamer onder te verhuren, omdat hij alleen maar slechte verhalen hoorde van wie nog zocht. Hij vroeg
| |
| |
of Amos dat erg vond. Amos zei dat hij er toch niet over ging - waardoor Guus dacht dat hij het dus erg vond; Amos verbeterde zich, en bedankte Guus voor de heads-up.
Guus vond een huurder die na november alweer vertrok, kreeg intussen nieuwe Facebookvrienden met vreemd gespelde namen. Na 5 december kwam Amos er thuis achter dat de onderhuurder Guus' deur op slot had gelaten. Hij belde om de sleutel, maar die zat al in een brievenbus, en Amos had geen zin er verder achteraan te gaan.
Hij hoefde er ook niet te zijn, het voelde vooral vreemd, zo'n dichte kamer in het huis waar hij heel de tijd woonde.
Begin september had hij het zwemmen weer opgepakt, of in elk geval een oplaadbare pas voor het poortje genomen, om bij het zwembad niet telkens langs de kassa te hoeven.
Tussen kerst en oudjaar stond hij na zijn baantjes te douchen en kwam die vreemde holte terug, dat lege in zijn borstkas. Hij bleef met zijn handen door zijn haar gaan, lang na het wegspoelen van de laatste zeep. Buiten begon het tijdens het fietsen te sneeuwen, hij kon zijn sleutel van het hok niet vinden en zou zijn fiets daar laten staan, tot er net iemand anders aankwam. Hij haalde boven pasta uit de vriezer, zette de televisie aan, gooide even later een film in de dvd-speler, maar viel tijdens het kijken op de bank in slaap.
Hij werd de volgende ochtend wakker door geluid van buiten, mensen stonden naar de balkons van andere flats te roepen. Amos vroeg wat er aan de hand was.
Het was Lukas, zag hij toen, van na het zwemmen.
- De deur van het trappenhuis is dichtgevroren.
Iemand anders kwam met telefoon aan haar oor uit een kamer.
- Alles zit vast, we moeten vandaag via de brandtrappen.
Amos vroeg of ze van meer mensen op die verdieping wisten of ze thuis waren. Ze gingen maar aanbellen.
- Ik wist niet dat je in Raspoetin zat, zei Amos daarna.
| |
| |
Lukas was intern verhuisd, zei hij, hij zat eerst aan de overkant.
Winkels bleven dicht. Op de parkeerplaats werd een grote iglo gebouwd, een veld met obstakels, teams hielden gevechten. Amos keek vanaf het balkon, dat ze schoon hadden geschept; dat leek ze veiliger, en dan was er meer sneeuw voor beneden - al bleef die ook vallen.
Die avond belde hij met Lys.
Hij zei dat hij al weken niet naar colleges ging, geen opdrachten inleverde, dat hij Mats niet sprak en Guus nu amper; dat hij niet wist wat hij moest, wat de bedoeling was; waarom hij zat waar hij zat en iedereen maar weg leek te vallen, te kantelen, weg van hem. Ze bleef heel lang stil, en toen vertelde ze over haar moeite - haar moeite mensen te helpen, hun problemen in waarde te laten. Ze zei dat ze telkens terugdacht aan hun gesprek over studeren, dat ze toen van hem bewonderde dat hij met een probleem leek te durven zitten tot hij een oplossing had. Amos zei dat er nu maar geen oplossing kwam, dat het steeds even goed leek te gaan en dan weer niet, alles weer inzakte.
Lys zei dat ze de pijn die ze had alleen wist te verminderen door dingen los te laten, achter te laten, helemaal.
- Hoe hield je dat vol toen je moeder nog niet beter was.
Er kraakte iets, laag.
- Mijn moeder werd niet beter, het is chronisch en progressief.
Amos voelde een snee door zijn lichaam schieten, van zijn hals naar zijn middel. Toen klonk er een enorme klap en viel hij om, tegen de vloer, de kamer had geschud. Lys vroeg of alles oké was.
- Amos?
Hij deed de voordeur open en zag hoe een stuk overdekking ontbrak, of gebroken was en op de balkons gevallen, erdoor zelfs, drie of vier verdiepingen. De reling was gescheurd en hing naar voren.
- Het stort in, ik bedoel - het huis.
| |
| |
Er kwam die nacht een kraan om mensen naar beneden te helpen. Ze zeiden na onderzoek dat de overdekkingen, boven aan de flats, te zwak waren geweest - de balkons waren volgens de voorschriften veilig.
Het kwam door de impact, niet door het gewicht.
Raspoetin werd ontruimd, studenten kregen een garagebox voor hun spullen, voorlopig.
*
Amos belde aan bij de deur naast de bloemenzaak. Het was koud, hij trok zijn schouders naar zich toe. Hij wilde weglopen, net toen een man de winkel kwam openen die zei dat hij moest wachten, dat ze niet zo snel meer was, maar wel zou komen.
De deur ging elektronisch open en Amos zag Lys' moeder in een stoel die vastzat aan de muur langs de trap. Ze herkende hem en lachte. Boven praatten ze bij, Amos over hoe hij er niet van wist, zij over het moeilijke contact met Lys.
Toen ze haar thee wilde pakken, schoot haar hand plots naar haar voorhoofd.
- Sorry, zei ze.
Haar andere schouder schokte kort op en neer.
Amos vroeg of hij moest helpen, of juist niet.
Ze lachte naar de tafel.
- Doe maar, ja - graag.
Amos kwam dichterbij zitten en bracht de hete kop thee naar haar lippen, begon voorzichtig te kantelen, en weer terug. Ze vertelde dat het eng was niet te weten wat haar spieren het volgende moment zouden doen. Hoe ver ze van haar lichaam leek.
En Amos knikte, knikte, en het voelde haast verkeerd maar hij merkte hoe hij helemaal daar was, op zijn plaats, dat hij een hitte voelde en eindelijk niet als van wrijving die hem remde, maar als van de rand van een vlam die je nu nog ziet en al niet meer, die vlugger beweegt dan je hem doorhebt - maar heel de tijd die hitte dichtbij.
| |
| |
Ze vroeg of hij nog las, hij zei van niet.
- Heb je in ieder geval nog de boeken?
Hij knikte.
- Ga ze eens herlezen, desnoods voor mij, en als je het niks vindt, stop je gewoon weer.
Hij beloofde het, en ze beschreef een keer dat hij met een boek aan de kassa zat en niet doorhad dat iemand stond te wachten. En terwijl ze het beschreef, zoals ze het beschreef, herinnerde hij het zich weer - hoe hij opschrok en zij hem een duwtje gaf, hem uitlachend de kassa overnam.
Een week later rolde hij de garagedeur omhoog. Hij tilde een van de kartonnen dozen naar het bed en vouwde de flappen open, begon de boeken er in kleine stapels uit te halen. Hij bladerde even, en draaide zijn hoofd weg, zijn ogen naar de binnenkant van zijn elleboog, vegend.
|
|