Alfred Schaffer (1973) doceert aan de universiteit van Stellenbosch. Zuid-Afrika. In 2014 verscheen Mens Dier Ding, niet zomaar een dichtbundel maar het verhaal van de razende machtswellusteling Shaka Zoeloe, verbeeld in dagdromen. Hoe gaat een dichter door na zo'n indringend werk? Ontwikkelingen die je nauwelijks wilt afwachten.
[pagina 32]
[p. 32]
*
geen idee wat men vandaag van mij wil weten.
dat ik mijn eigen keerpunt was en alles
daarvoor en alles daarna?
dat ik herinneringen ophaal die ik deel met niemand?
dat ik ontplof als ik van heel hoog naar beneden val?
dat ik gesprekken voer - echte gesprekken
met mensen erin, mensen die ik soms nauwelijks ken.
pal naast het raam is een piano geplaatst.
een agressief symbool voor iemand
die helemaal geen piano speelt.
zo iemand die nu en dan een blik werpt
op de wereldkaart, rechts van datzelfde raam.
en met een fanatieke grijns je pols grijpt
als je langsloopt en niet loslaat.
[pagina 33]
[p. 33]
*
een middag zonder scherptediepte.
al die uren achtervolgde ik mij
als een vloek, ik liep een flink eind met mij op.
die ogen, dat gezicht, dat postuur.
wat een schijnvertoning!
maar als geen ander herkende ik mij.
behalve toen ik mij die nacht uiteindelijk alleen waande.
de slaap niet kon vatten
door gestommel op de gang
en bij wijze van spreken riep:
wat dóe jij hier in godsnaam nog.
stomverbaasd hield ik mijn mond.
wonderlijk zoals ik keer op keer
door heimwee overmeesterd word
als ik naar woorden zoek.
toen nam een van ons
volkomen onverwacht
vanuit de dikke duisternis
alsnog het woord.
[pagina 34]
[p. 34]
*
rara die zomer toen alles nog klopte.
toen mijn moeder nog mijn moeder was, mijn vader
die een broeder was - de voice-over
had alle reden tot romantiseren.
‘waarheid’: verzamelnaam
voor verjaarde fantasieën, drijvende kracht
achter historische voorspellingen.
zwarte doos van mijn omschreven levensloop.
bedekt met een plakkerig laagje stof.
rijd ik mij na lichtjaren tegen een boom kapot
pluk ik daar vandaag al de vruchten van.
maar dan moet ik wel voortmaken.
voor ik mij verplicht voel iets te zeggen
uit een vreemd soort dankbaarheid.
voor ik alles glashard
zal ontkennen.
[pagina 35]
[p. 35]
*
tierende sirenes in mijn hoofd.
midden in de winternacht.
catchy, hoge pieptonen, korte echo's van de oerknal.
deze grap kan ik eigenlijk niet navertellen
zonder woorden weg te laten, uit
te hoesten, in te slikken.
ik was ook zo jong nog, die ene dominosteen
die omvalt en voor je het weet
ligt op de vloer van de plaatselijke gymzaal
een heel reliëf reusachtig uitgestrekt.
weet je niet wat je ziet.
iets wat niet als grap is bedoeld:
een hemels record, iedereen juicht, valt elkaar in de armen
maar de clou, die ontbreekt.
die is domweg vergeten.
[pagina 36]
[p. 36]
*
dood zijn en toch verder leven.
als in een hypnoseshow het drama helemaal uitspelen.
tot je met de gebakken peren zit.
als ik maar doorbesta - wat blijft er dan van mij over?