manier mag betrekken bij jouw gebeuzel ter vermaak van drie armzalige lezers die onnozel genoeg verzot zijn op je derderangsfilosofietjes,’ zegt ze ten slotte, waarna ze de deur dichtslaat voor de neus van een puntkomma.
Ik sta met mijn oren te klapperen en vind dat de rapen nu toch wel gaar zijn! Nou ja.
Nadat ik mijn dichter, die zichzelf al zag als erfgenaam van Artaud, de grote mystici en treurspelspelers, ontgoocheld op een stoeprand had achtergelaten, onder het voorwendsel dat in mijn mond een verdoving even hevig aan het ontwaken was als een vulkaan en dat zijn verzen mijn kakement helaas geenszins verlichting konden brengen, liep ik recht voor me uit op goed geluk door de krioelende straten, langdurig mijmerend over de ijdelheid van elke menselijke onderneming en meer in het bijzonder van de dichtkunst, de literatuur en de filosofie, als was ik een eenzame dolende in een onmetelijke woestijn, met het hoofd tussen de sterren alhoewel er op dat uur geen sterren waren, en beetje bij beetje voelde ik dat het leven door die stedelijke dooltocht weer wat draaglijker begon te worden, want er begon zich zelfs een zekere opgewektheid overal rondom te verbreiden, als myriades kwikbolletjes over het wegdek.
Het was opeens alsof een je-ne-sais-quoi in de lucht was beginnen rond te slieren, iets wat de menigte zou hebben aangezet tot bedachtzame traagheid, tot zoete zorgeloosheid, want de rustelozen en de gekwelden werden in de armen van de licht-zinnigen en de luchthartigen gedreven, met als gevolg dat ze samen de knagendste onbekenden van het bestaansvraagstuk een natuurlijke dood lieten sterven en alleen nog ten volle genoten van de weldaden van het ogenblik. Het was als het ware the beginning of a beautiful friendship op elke straathoek, volksbal op ieder verkeersplein, concerten van bijval op de balkons!
Diep in mijn hart was ik niet weinig trots dat ik zo'n golf van geestdrift had verwekt, een dergelijke hartstocht had doen op-