Toen pas had Wenda gehuild, en ze vroeg Arthur hun dochter even mee te nemen. Haar kindje, dat zo vredig sliep, mocht niet wakker worden van het snikken van haar moeder. Wenda zou alles anders doen. En anders begon nu.
Masha van Hees, werd het na drie dagen. Dat hun dochter uiteindelijk Masha Anna van Hees heette, kwam door Arthur.
‘Ik wil niet dat ze zo begint,’ had Wenda gezegd. ‘Met een dode tante in haar naam.’ Ze had hun dochter in haar armen opgestuwd alsof ze haar voor het eerst aan hem liet zien. ‘Ik wil dat ze vrij is.’
Arthurs bruine ogen, waarin - Wenda had er jaren naar gezocht, moest het absoluut zeker weten - niets dan zachtheid te vinden was, liepen over. Hij knikte, en zijn handen trilden toen hij Masha van haar overnam. Samen hadden ze gehuild totdat de zuster binnenkwam en luchtig en respectvol deed wat er gedaan moest worden voordat ze met een knipoog weer vertrok. Het is goed, liet ze merken, haar jas schoon en stijf als gebleekt karton. Het is de gewoonste zaak van de wereld.
Maar dat is het niet, dacht Wenda bij het dichtzuchten van de brede deur. Niet voor mij.
Die middag had Arthur hun dochter aangegeven, en later zou Wenda zich afvragen of hij getwijfeld had toen hij in dat stadhuishokje Anna opschreef. Of hij bereid was geweest de gevolgen te accepteren.
‘Als je van iemand houdt,’ zei hij voordat hij haar het uittreksel liet zien, ‘dan doe je wat goed voor die ander is. En niet wat ze zegt dat ze het liefste wil.’ Hoe had hij kunnen weten dat Wenda vlak na zijn vertrek al van gedachte was veranderd? Dat ze haar zusje er wél bij wilde hebben? Morgen werd Masha tien.
Wenda reed achteruit de weg op en keerde de Civic. De moeder van een klasgenootje - was het Kristel? - kwam aanfietsen en zwaaide.
‘Dikke koe,’ zei Masha, en zwaaide terug.
Wenda trapte hard op de rem; de motor sloeg af en de wa-