voren als dat wat ík geloof, niet als wat men geloven moet. Het gaat er mij alleen om hier mijn eigen ik te ontdekken, dat er morgen misschien anders uitziet, als ik verander met het nieuwe dat ik leer.’
Elke tekst gaat over zijn schrijver, elke tekst is een poging, elke schrijver een al dan niet vermomd essay; hij is de tekst. Elk verwijt dat we hem - zijn tekst - maken, maakt van hem een betere schrijver; in feite zegt iedere kritiek: ‘Eigenlijk had je het anders kunnen doen.’ Maar is dat zo als de schrijver schrijft wat hij schrijft, als hij is wat hij schrijft, authentiek of corrupt: een probeersel met mogelijkheden en beperkingen vanaf het moment dat hij de eerste letter vormt tot hij een punt achter zijn tekst zet; een gedachte waarbij je alleen maar in lachen kunt uitbarsten?
Waarom zijn er dan goede en slechte teksten? Vlaams filosoof De Dijn parafraserend: ‘Wat een goede tekst is, wordt niet bepaald door de een of andere criticus. Een goede tekst is geen categorie van de kritiek, maar van de mensen. Hij wordt bepaald door de manier waarop mensen collectief, in opeenvolgende generaties, een tekst als goed beschouwen. Wat een goede tekst is, is niet subjectief, maar heeft wel een zekere relativiteit.’
We kunnen natuurlijk binnen blijven als het regent, gezellig met een kop muntthee en een speculaasje voor het raam van de regen zitten genieten. We kunnen zoals de dichter Issa beleven en dan moeten we geen tekst schrijven (zijn gedicht is louter observatie en probeert zoveel mogelijk woorden weg te nemen tussen zichzelf en de lezer, zoals R.H. Blyth het ziet), maar hier en nu zijn we willens nillens tekst want we lopen vooruit op de herinneringen - de teksten - die bij onze verwachtingen aan onze schrijftafel aanschuiven. Ja, wat verwachten we? Een rijkere taal die constructieve kritiek en minder fouten mogelijk maakt, een taal die onze zelfkennis vergroot, onze vragen en oordelen verfijnt, een taal die verrast?
Met of zonder vlooien: in 1631, het jaar dat John Donne stierf, werden de drukkers Barker en Lucas tot een zware geldboete veroordeeld. In vers 14 van het twintigste hoofdstuk van het boek Exodus van hun Bijbeluitgave staat: ‘Gij zult het huwelijk breken.’ Was dit een fout, a Donnian slip, of hadden de drukkers bewust het woordje