zoals je ze vaak in doe-het-zelfinstructies ziet. Het mooie van het plaatje vind ik hoe het voorwerp tegelijkertijd uiteenvalt en opbouwt tot wat het kan zijn.
Nu vervang ik het voorwerp door de wereld zoals ik daar elke dag weer in wakker word. Hier, nummer 8 is het afslaan van de water-koker. Nummer 9 is een werkdag. 14 is het aantal jaren bij dezelfde werkgever, 19 is een reusachtig billboard tussen twee rijbanen, 21 is wat het billboard mij te zeggen heeft. Hier is een bal in de lucht, hier is intimiteit, hier is iets dat lijkt op intimiteit, hier schuifelt een museumsuppoost, hier is geld, hier is het immuunsysteem, hier vuren de neuronen, hier zijn de eerste tandjes, hier is de tandenfee in een prentenboek, hier is slapen, hier is rust.
Met de ruimte tussen de verschillende onderdelen in de exploded view is het alsof je ze kan oppakken en herplaatsen. Ik kan daardoor hun verschijningsvorm onderzoeken. En ook wat hun ordening bepaalt.
Want wat zou het betekenen als ik altijd had geleerd dat het woord voor 13 eigenlijk 4 was en dat 12, het schuifelen van de museumsuppoost, in het boek van de tandenfee thuishoorde? Waarom ligt 23, de vloer van de oceaan, niet dichter bij 3, het nemen van een besluit? En is er in deze ordening wel ruimte om na te denken over wat een kopje is? Of de textuur van geur? Ook stelt het plaatje de taal ter discussie waarmee ik kan bevragen. Is het aantal woorden dat ik ken genoeg om iets te beschrijven? Of strekken ervaringen veel verder, onder zinnen uit?
In Virgina Woolfs To the Lighthouse staart Lily over een baai heen naar een punt in de verte. Een zeilboot heeft net een curve op het water gemaakt en is tot stilstand gekomen. Een somberte overvalt Lily, waarna zij denkt: ‘...because the thing was completed partly, and partly because distant views seem to outlast by a million years the gazer, and to be communing already with a sky which beholds an earth entirely at rest’.
Lily's blik is haarzelf vooruit, zo ver vooruit en ook zo ver uitge-