Woongroep
Een woongroep heeft een probleem. De woongroep heeft geesten over de vloer. Nare en stomme geesten die steeds spullen verplaatsen of kwijtmaken. Ook doen de geesten de lichten onverwacht uit en aan. Eén vrouw zegt dat ze zich een keer bekeken voelde bij het poepen.
De woongroep is gevestigd in een voormalig opvanghuis voor oude nonnen. De woongroep vermoedt dat het om katholieke geesten gaat. Sommige mensen van de woongroep zeggen dat ze geen last hebben van de geesten. De mensen van de woongroep die wel last hebben van de geesten zeggen dat dat komt omdat de geesten hun antennes hebben afgevangen. Als de geesten je antennes hebben afgevangen, merk je de geesten niet meer op. Dan hebben de geesten je in hun macht.
Na een vergadering besluit de woongroep, democratisch, een geestenuitdrijver in te huren. Via internet vindt de woongroep drie vrouwelijke geestenuitdrijvers. De goedkoopste vraagt duizend euro voor een uitdrijving. Een heel bedrag.
‘Maar wacht eens,’ zegt een lid van de woongroep, ‘als het hier om katholieke geesten gaat, dan kunnen we een priester bellen. Priesters doen uitdrijvingen gratis.’
Via het telefoonboek vindt de woongroep een priester. De priester wil niet komen. Hij zegt dat hij alleen geesten uitdrijft uit mensen, en niet uit gebouwen. Maar voor tweehonderd euro wil hij wel met zijn hand over zijn hart strijken.
Als de priester arriveert is hij dronken. De mensen van de woongroep vragen wat hij nodig heeft. ‘Twee biertjes,’ zegt de priester, ‘eentje voor mij, en eentje voor de geesten.’ De priester neemt een