Zijn rug kleeft aan de schutting. Hij woelt door de haren op zijn borst die vrij staan bij de kraag, en herleest de berichtjes van Nico.
Pas nadat ze hadden gevreeën deed ze haar pruik af. ‘Nu kun je toch niet meer terug.’ Ze lachte, weer die knik. Met haar vingers wreef ze onder de rand van het roze en trok een paar speldjes tevoorschijn. De pruik kwam op tafel te liggen, daaronder was het glad en strak. Door de zwarte panty piekten lusjes haar. Ze stak haar hoofd uitnodigend naar voren. Even legde hij zijn beide handen op het zwart. Was de wereld maar zo'n stof waar je op weg gleed. Hij rolde het haarnetje af. Het was blond. Blond en prachtig. Blond en veel. Blond en wild. Een blond dat in zijn vingers haakte. Een blond dat hem bedekte wanneer ze met haar hoofd op zijn borst lag.
Die warme waaier blond verliet hem soms, want internationale transacties luierden niet. Hij hoorde haar in de woonkamer praten. Ze kon allerlei accenten. Ze deed Spaans, Vlaams, Amerikaans of een bozig soort Russisch, maar Gijs vermoedde dat alleen haar Vlaamse oorspronkelijk was, want in bed zei ze zijn naam met een zachte g.
Omdat Gijs voortdurend aan Regina dacht probeerde hij haar op alle mogelijke manieren mee naar huis te nemen. Hij vroeg of hij een boek mocht lenen. Hij koos een dikke, Congo.
‘Pas op hoor, je gaat je schuldig voelen.’ Regina tikte met haar nagel op de cover. Een oude man keek hen aan.
Hij zocht Regina in het gedrukte zwart alsof zij erin besloten lag. De letters begonnen uiteindelijk te smelten, ze vielen op hem neer. Kleine donkere beestjes. Vliegjes. Ze kwamen uit het boek en krioelden op hem. Ze humden zoals zij als ze bovenop zat, hem bereed, het blond ritmisch mee. De woorden groeiden dik en harig, de letters klapperende vleugels. Hommels waren het, blond en zwart gestreept, op zoek naar een stamper om nectar te tappen. Ze kriebelden op zijn tong.
Aan Marleens zijde was het licht al uit.