| |
| |
| |
Jan Baeke
Zes gedichten
Het goede begin
Ik op een plaats waar alle aanwezigen
het ontbreken van het genie betreurden.
Ik was niet het goede begin volgens
de opvattingen van de toeschouwers, niet volgens
de schrijver zelf die alles op het spel wilde zetten.
Woorden vol woede en verdriet waren het begin
zijn dood, de letterlijke versie.
Dit is de psychologische versie
een volstrekt onwetenschappelijke
maar hebben we dan meer in handen, meer houding?
Een opvatting? Een alles op het spel?
Zie ze daar in de verte onbekommerd lachen.
In de filmversie: mediumshot van een goedkoop
fastfoodrestaurant, alles in één stijl, één beeldtaal.
Doordacht en goedkoop te maken.
| |
| |
Tegenover de ramen langs de straat een groep
aandacht luisterend naar hun aandachtige luisteren.
In de liturgische versie: een schuldbekentenis
en de verzekering in het goede te willen geloven.
Ik was niet het goede begin. Er of het. Zonder.
Het kwam voor dat zich een menigte verzamelde.
Een ik was het kleine onooglijke centrum. De rest
kermisdrukte en dure ornamentiek.
Het kwam voor dat zich een menigte verzamelde
het waren niet al te veel mensen
maar ze kwamen vrijwillig.
Het was opvallend hoe ze dat deden: koesteren.
| |
| |
| |
Draaidagen
Iedere avond wind die het roken in de weg zit
zeelui bij het hek, een agent die ik kende
als het vriendje van mijn vriendin
en alsof dat nog niet genoeg was
een aardig gespreksonderwerp
waardoor we niet in de problemen kwamen.
Ik doe niet veel, een sigaret volstaat
na de goede gesprekken en de romantische vergissing
Nog iets met de dood of met de straat doen.
Toezicht. Anderen hebben de tijd
om hun naasten te treiteren.
Ik moet zien dat het licht
de ramen van het pijnlijke meisje bereikt
dat we allemaal kunnen zien
wie parkeert, wie de hond een rotschop geeft
wie lichaamsdelen opschudt en
de verdenking op zich laadt.
Roken dat de avondlucht karakter verleent
zeelui van wie de auto's kapotgaan
eigenaren van cafés en hondentrimsalons
die de straat aanmoedigen
om vreugde en geluk te blijven verspreiden.
| |
| |
De dood komt in ieder geval en de droefenis
van het vriendinnetje, een tergend langzaam
shot dat iedere straat probeert te vatten.
Dat allemaal om de tijd te
begrijpen, of op z'n minst de helft
in het geluid zijn gaan zitten.
| |
| |
| |
In kleur opgegroeid
Hier waar het zien vergroot
en ik mezelf meer voorstel
vraag ik een meisje verderop te gaan staan
om een meisje uit te beelden
in een lege kamer, een eigen kast
Ik loop de gang door en verwacht
dat de deur ieder moment open zal gaan.
Het is zeker dat geen van de deuren open zal gaan
maar je angst woont hier ook en maakt al te vaak
Een lege plek in het midden van een winkelstraat.
Ik vraag een meisje daar te gaan staan
maar die vraag is niet genoeg.
Eenmaal twaalf en dan meer redenen
meer kans ook om gehoord te worden?
Iets in het uiterlijk dat raakt?
| |
| |
| |
Het is algauw genoeg als je er wat langer bij stilstaat
‘Een mens om in elkaar te zetten zou ik al genoeg vinden.’
‘Jij wilt ook altijd iets wat niet kan.’
Het was het moment dat we klaar waren met praten
van onszelf moesten horen wat hard is en donker
hoe een tak van de boom scheurde
een auto het hondje iets kleins en kreukbaars aanreed
een meisje van haar fiets viel en vier jongens
niet lieten zien of het helpen werd of lust.
Hoe er verderop een nacht gevlochten werd
of een ochtend, kil nog eerst, maar al snel warm
uit een mand met brood en munt werd gehaald
net voor de markt uiteenspatte
en het kind helemaal rood werd
van het bloed van zijn moeder.
Wat de melodie op toon hield is de wetenschap
dat ze allemaal gelijk hadden
en dat dit onschuldige levens kost
wat ze allemaal betreuren.
Wie dat inziet kan geloven, zeiden soortgenoten
die een mens willen om in elkaar te zetten
en dat beter te doen dan anderen.
| |
| |
| |
Een engel of god
De deur ging open en de bus reed binnen.
Een hevig gebrom, iedereen sprakeloos
niet in staat om het juiste te zeggen.
Een bus? Zie je dat? Een bus.
Het was wachten op andere voertuigen
of dat de kamer eigenlijk een plaats was
waar bomen onder invallende duisternis
een spoorwegovergang aan het oog onttrekken.
Dan is het een vreemde gewaarwording
in een fauteuil wakker te worden
naar de waarde van zeldzaamheid
in een taal die je niet beheerst
en je hebt begrepen wat de auteur bedoelt.
Hij heeft hier gezeten, dat weet je en naast hem
een engel of god, boven alle tijd verheven
met een lelijke hoest en vlekken van de koorts
niet te weten wat te doen met deze bus
en diezelfde ontreddering
daarna in de woorden waarmee hij alle buspassagiers
om een paar stuivers vraagt.
| |
| |
Het ruikt niet fris meer, de benzinedampen
zijn het sterkst waar de bus
om bij het raam te kunnen parkeren.
Iemand aarzelt om hier uit te stappen
naast de bezette fauteuil
in de wetenschap van die engel of god
en wat hij verder van plan is.
Iemand wil niet in hetzelfde stappen
om iedere dag te voelen dat de bus bestaat.
Dan rennen om de bus te halen
| |
| |
| |
Casablanca
In de kamer hiernaast verklappen planken
en de muren zijn stem, soms zijn zinnen
Door het raam zie je veel van de straat
en vooruit langs de daken van de oude binnenstad
de hele werkelijkheid waaruit die kleine rat
van hiernaast is opgebouwd.
Wat nog klonk alsof het iets te zeggen had
ging over rotstreken die zelfs vrienden
hadden geflikt en het schijnheilige drinken
van Tonnie de Sexy en Zwart van de Lamp
en Victor met zijn smekende handen.
Je mag gerust als de dood maar dat hoeft geen
dood of lichaam te zijn en geen van ons
of van ons geen met een schaar of een priem
Geen moer, ook geen duivel, geen moeder.
Het mag altijd kosten en wat het dan kost
Uit het raam valt de schemering zuiver te volgen
naarmate de toon het geluid alles vult
krimpt het beeld naar een grijsgrijze nacht
wijkt en wordt net zo groot als de lamp op de tafel
Het licht maakt de tafel ruim en op de tafel
de los weggeknipte herinneringen
nu nog als muggen op die benauwde zomeravond.
| |
| |
Ze steken vaker en langduriger en
vertroebelen het zicht op jonge en nieuwe mensen.
Ze maken zich meester van mijn dagelijkse gedachten.
Naast het commentaar een kleine opgewonden man
in een al even klein vertrek,
de maat van zijn deur en zijn bed voor verdriet aangepast
en voor oeverloos schelden.
Daar ging het mis, daar ontbraken de namen en
het fatsoen om aan jezelf te twijfelen.
Het werd pas rustig toen de ziekenbroeders
alle drank hadden geruimd en met slappe koffie
Het geluid kwam van buiten op straat
maar het beeld werd de bank waarop twee mannen
Zo was de wereld begonnen, maar kleiner
een hoek in het raam, hoe de woorden kwamen
en gingen, dat naast de mensen de tijd
en de verlegenheid zouden verdwijnen
dat voor niets een goed woord bestond
en dat iedereen dat wist.
|
|