De Revisor. Halfjaarboek voor nieuwe literatuur 4-5

[p. 61]

Paul Buyck
Schier

Schier (1)
Er waait vandaag een nieuwe wind

Ik moet nu eindelijk gaan liggen

Zoals elke dag verdwijnt
En je vertrouwen hebt dat hij anders in de nacht verschijnt

Maar ik mijn ogen niet kan sluiten
Maar ik mijn dagen niet wil sluiten
In deze Waddenzee van tijd

Hij lijkt niet echt
Het is niet echt
Het is ons jaarlijkse gevecht
Met de oude tijd
Onze oudheid

Ik moet nu eindelijk gaan liggen
Het is echt tijd

Er waait vandaag een nieuwe wind

[p. 62]

Schier (2)
Klein Zwitserland

Leer mij jou verleiden
Zoals jij mij telkens verleidt
Door jouw afstand door jouw glorie
Jouw sprakeloze trots
Waarin ik me als manke minnaar
Als armzalige toerist
Telkens verloren rijd
In jouw bij wijlen onbereikbaar landschap

Hoe ik telkens die eerste avond
De woorden niet vind
Om geduldig hoogte van jou te krijgen
Terwijl het geluk hier als een klein Zwitserland te rapen ligt

Zoals jij in feite mij van ver al ontvangt
Ik, onhandige, met veel te veel bagage
Als het ware nog ijsberend aan het veer

[p. 63]

Monnik
Met jou wil ik oud worden

Met jou wil ik oud worden
Je elk jaar bezoeken en
Zachtjes met je praten
Over natuurrampen bijvoorbeeld
En hoe we het hoofd boven water houden

En samen zullen we onze oefeningen hervatten
Onze pas de deux op wat er van ons strand
Overblijft

Gerimpeld zand
Gehavend helmgras
Afkalvende duinranden

Of stel ik me voor dat vroeger
Veel harmonischer was

En als speelvogels vallen we
In een zwarte zwerm naar beneden
En schieten allengs weer omhoog
Als om onze leeftijd te vergeten
Als om niet toe te moeten geven
Dat we moe zijn van het ouder worden
Dat we het moe zijn om ouder te worden

[p. 64]

Oog (1)
Een blauw oog

Op zoek naar de kleur van dit eiland

zul je achteraf weer bekennen
dat de therapie goed was
de eerste dag je enig licht bracht in de duisternis
je de tweede dag oog had voor vogels en zonsondergangen
de derde dag je weer een gevoel gaf van dag en nacht en verlangen
je de vierde dag muziek hoorde en
met mensen praatte tijdens het uurtje sport en ontspanning
zeven dagen lang zul je traag geweg weer kleur krijgen
je taal hervinden

maar in de wachtzaal heb je 't moeilijk je te bedwingen
de psychiater van god kan niet goed luisteren
die mens heeft te veel werk
kan het niet uitzingen, alles draait hier zot

en de boot is weg
't poortje naar de overkant is godverdomd op slot

[p. 65]

Oog (2)
Strandgaper / leulezer^*

Als een kokkel als een mossel
met een brede mantel of een dikke jas
lig je languit in de kille krokusvoorjaarszon
je ogen en je ziel de kost te geven
en trek je je terug in de duinenrug
staar je naar het gebeuren
dat vanavond op het scherm verschijnt
Zelfs als eeuwige langslaper blijf je
een strandgaper
een melancholisch schelpenraper
van geluiden en van kleuren
voor jezelf met een geeuw
in het schuimbad van de eeuw verdwijnt

* Schiers voor iemand die 's morgens lang in bed blijft)