mijn decolleté. Bruin van de Italiaanse zomer, wist ik, alleen een paar rimpels die wit gebleven waren. Ik kreunde mezelf omhoog en herschikte mijn sjaaltje.
Ooit een keer naar zee, zoals ooit een keer naar India of ooit eens Japans dineren in het Okura Hotel. Ooit bergbeklimmen in Afrika, nooit, te stijf zijn en te bang. Ik zei dat de zee lekker rook. Ze knikte. Ik dacht na.
‘Ik ben met de auto.’ Ik knikte naar de Ford Fiesta, mijn feestford, de zon spiegelde erop.
‘Mooie auto, hoor.’
‘Het is twee uur rijden. Naar zee, we kunnen in twee uur bij de zee zijn.’
Ze blies bellen in haar blikje cola, twee jonge moeie ogen priemden. De duif vloog weg.
‘Ben je lesbi?’ vroeg ze.
‘Nee,’ antwoordde ik, naar waarheid.
Ze zei niets, ik vroeg of ze haar kinderen - hoe oud zijn ze - wilde meenemen en haar man. Die met de P. Ik zou iedereen thuisbrengen. Voor niets, ik hoefde geen geld, ik wapperde met mijn handen, zag dat de nagels dezelfde kleur hadden als de feestford, legde ze weer in mijn schoot, bedacht me, zette mijn zonnebril af. Het logo van Chanel stond op de pootjes, ik klapte ze in, de zon was fel, ik traande, er liep vast iets uit. Zwarte veegjes op de zakjes onder mijn ogen.
‘Aardig,’ zei ze, ze keek neutraal.
Ik merkte dat ik mijn autosleutels op tafel had neergelegd, dat zag ze.
‘Dat is erg aardig maar het komt nog wel.’
Haar tasje blikkerde zwart in haar hand, ze was snel weg, het blikje cola was wel leeg. Ze had het op haar tafeltje laten staan. Op mijn tafel stond koude patat, geen duif om het op te eten. Ik bestelde binnen nieuwe en gaf fooi, veel te veel.