Het was vlak voor zijn afstuderen. Hij vond Maartje niet eens echt mooi, niet echt interessant. Ze was leuk als ze lachte, vierentwintig en hij had nog nooit een rooie gehad. Hij wist al dat hij nooit verder met haar zou gaan, nog voor ze met elkaar naar bed gingen. A few weeks fling noemde hij het. Vlak voor hij met Maartje wilde breken, was ze zwanger. Een kind. Bij de vrouw die hij niet wilde. Gesprekken, tranen, de kliniek en bloemen. Drie weken later had hij het uitgemaakt en was voor een stage naar de States vertrokken. Na zijn stage waren Peter en Maartje een stel.
Buiten klinkt het geluid van een motor die niet wil starten. Met een vinger trekt hij de luxaflex iets naar beneden. Te veel gas, veel te veel gas.
Met Suzanne was het anders geweest, vanaf het begin. Ze was mooi, opwindend mooi, maar meer nog was er dat gevoel. Alsof er een anker was uitgegooid.
Zijn hand strijkt over zijn huid op zoek naar overgeslagen haartjes.
Voor het eerst sinds lang heeft hij gedroomd. Hij reed in een auto langs een school die net uit ging. Vrouwen en een enkele man, lopend, met wandelwagens, op bakfietsen, met kinderen achterop, voorop. Er vloog iets tegen zijn voorruit. Een handje. Of eigenlijk was het een stuk karton waaruit de vorm van een handje was geprikt.
Hij was uitgestapt om het knutselwerkje van de natte ruit te halen. Automobilisten toeterden. Snel was hij ingestapt en weggereden door het inmiddels op rood gesprongen licht. Het handje leek naar hem opgestoken als een soort van groet.
Dag papa.
Zijn wang is nog niet glad.
Hij schudt de bus met schuim en trekt de dop eraf.
Een zoen op zijn schouder.
‘Je bent vroeg,’ zegt Suzanne. De gladde zijde van haar ochtendjas strijkt langs zijn lijf. Hij huivert. Haar gezicht verschijnt naast hem in de spiegel. Ze glimlacht. Hij houdt van haar lange benen, tengere handen, haar slanke polsen, de manier waarop ze autorijdt. Maar een kind kan ze hem niet geven.