| |
| |
| |
Erik Lindner
‘If I hear the word poetry I get my gun’
Halverwege het gesprek buigt de man tegenover me zich over de tafel en kijkt me aan. Op straat trok hij me aan mijn jasje toen ik over wilde steken en maande me te wachten tot er echt geen auto meer aan kwam. Toen ik bij hem aanbelde zag ik hoe hij zijn kop thee met melk op de trap zette en zijn Chinese pantoffels verruilde voor schoenen. Hij maakte met een gebaar duidelijk dat ik niet binnen mocht komen. Aan het eind van de gang zag ik zijn vrouw in de keuken staan. We liepen de deur uit en staken het kruispunt over naar de brasserie. ‘Okay, I'll give you a scoop,’ zegt hij voorovergebogen. ‘“Order for Order” is about Brian Ferry.’
Het duurt even voordat ik besef wat een scoop is. Het betekent zoveel als een primeur, een onthulling. Een cadeau voor een journalist die er zijn verhaal omheen kan bouwen. Dat wil zeggen, zolang er media zijn die de nieuwswaarde ervan onderkennen. Tegenover me zit Colin Newman, voorman van de band Wire. De meest artistieke en creatieve van alle punkbands. Vanaf 1977 maakten ze drie platen voor het label van emi. In 1979 speelden ze in het voorprogramma van Roxy Music, de toen al ruim gearriveerde band van Brian Ferry, de goed in het pak gehesen zanger. Het stage-plan van de rockband liet op het podium geen centimeter voor de support act over. Wire deed het voorprogramma in horizontale opstelling voor het gordijn, waarachter de real thing nog moest beginnen. De batterij aan elektronica en het instrumentarium en de lichtshow voor de top act stonden erachter klaar. Allemaal speelden ze naast elkaar op de smalle ruimte voor het gordijn, drummer Robert Gotobed, gitarist Bruce Gilbert, bassist Graham Lewis en vocalist en gitarist Colin Newman.
| |
| |
Ze werden bij het leven gepest door de roadies en technici van Roxy Music, de groupies voor het podium joelden ze uit. Newman: ‘We were consistently and persistently fucked around by Roxy's sound and light people. We were being shat on.’ Het was het begin van een immense tournee. Ze hadden de helft van Duitsland gedaan, waren even de grens overgestoken en speelden in het Congresgebouw in Scheveningen. Daarna zou de rest van Duitsland en de rest van de wereld volgen.
Na afloop van het voorprogramma blijven de bandleden niet in de zaal. Newman en Gilbert gaan op zoek naar een Nederlandse pleisterplek genaamd coffeeshop. Ze schrijven er onder het genot van een joint Order for order. De songtekst ontmaskert Brian Ferry, de zanger met de schrijverspose, sigaret in de hand, diepzinnig in de verte kijkend. ‘Mesdames messieur / Read it in book / I found you out / Whistle tune / Found only manners / A writer by nature / always in armour’. Wire neemt die avond de beslissing het niet langer over hun kant te laten gaan. Twaalf dagen later nokken ze in Berlijn met de tour. emi geeft hen niet veel later de sack. In Engeland doen ze dat jaar nog een paar optredens, mede om een nieuw label te vinden. Ze spelen er alleen maar nieuwe nummers die hun achterban op stang jaagt. Wire heft zichzelf op. De muzikale ontwikkeling van post-punk wordt in de kern afgeknot. Een joint schrijft geschiedenis. Scheveningen maakt meer kapot dan je lief is.
The time is too short but never too long,
to reach ahead, to project the image,
which will in time become a concrete dream.
Another cigarette, another day,
from A to B, again avoiding C, D and E,
'cos E is where you play the blues.
Nu zal ieder weldenkend mens zich afvragen waarom een punkband in hemelsnaam het voorprogramma moet zijn van een artrockband
| |
| |
als Roxy Music. Is dat niet vragen om moeilijkheden? Wire klinkt hoekig, stekelig, doordacht maar ongemakkelijk. Roxy Music klinkt smooth. Maar we hebben het hier over emi, en Wire was niet zomaar een punkband. Ze speelden voor punk te goed en ook net iets te langzaam. Ze waren inventief, ze repeteerden, experimenteerden. Nadat emi de Sex Pistols hadden laten schieten, bevolen journalisten van Sounds en Melody Maker hen Wire aan als de beste band van het moment. Met langere adem, iets voor de toekomst. Wire bestond uit kunstacademiestudenten. Op de polytechnic waar Gilbert assistent was en Newman student, gaf Brian Eno gastlessen. Wire joeg niet alleen hun punkaanhang tegen zich in het harnas en ridiculiseerde de schrijverspose. Hun eigen vaste publiek kreeg er telkens van langs. Werd er om hun hit ‘12xu’ gejengeld, dan speelden ze even het intro, riepen de songtitel en hielden meteen weer met het nummer op. Om in één moeite door het volgende nummer aan te kondigen: ‘This next song is called “Everything Is Going to Be Nice”’. Ze hadden wat verrassing betreft meer te maken met devo of The Ruttles of The Bonzo Dog Doo-Dah Band dan met straight forward rock-'n-roll. Toevoegingen op live-registraties als ‘vocalist attacks gas stove’ moeten uiterst letterlijk genomen worden. Een deel van het publiek werd vaak woedend en deed een poging de zaal af te breken. Fan zijn van Wire is een opgave. Wie wil zijn favoriete band het podium op zien lopen met hoeden van kranten en als enige instrumenten plastic fluitjes met vloeipapier? Wire geeft niemand wat hij of zij wil. Maar ze spelen verdomd goed en blijven consequente muzikanten.
Ik ben in Brussel om Colin Newman te interviewen voor een gestencild blaadje genaamd Poëzie Nieuws. En daar begint de fout al. Denk aan de Ierse dichter Brendan Kennelly, die zijn leven lang colleges gaf over poëzie op het Trinity College in Dublin en bij zijn pensionering een boek met essays laat verschijnen onder de titel Poetry my ass. Newman is op zijn minst zo erg. Als ik het over poëzie wil hebben, moet ik thuis maar mijn koffie verkeerd gaan drinken. Het valt me op hoe goed hij het uitspreekt voor een Engelsman in Brussel, met- | |
| |
een al zodra we de brasserie binnen komen. ‘You wanna take a lait russe, that's your koffie verkeerd.’ Gevraagd naar zijn songteksten antwoordt hij verontwaardigd Well you gotta sing something. Zijn credo is: If I hear the word poetry I get my gun. Op zijn soloplaat Previsiously entitled the Singing Fish luidt de tekst van ‘Fish One’: la-la-la, la-la-la-la-la-lie-la. ‘Fish Two’: fa-fa-fa-fa. Enzovoort tot ‘Fish Twelve’.
De verdeling binnen Wire is als volgt. Lewis en Gilbert zien hun werk als kunst. Hun solo-acts en hun bands buiten Wire om spelen liever in galeries dan in concertzalen. Denk aan de titel van een hoofdstuk in het Wire-boek: ‘Silence please! poets at work’. Newman is daarentegen meer van ‘The forbidden word with a B’ (The Beatles!). Hij kan zijn bandleden makkelijk op stang krijgen door met een akoestische gitaar aan te komen zetten. Wire is allerminst koek en ei, zo wordt me ingepeperd.
Voor mij hoeft een zanger helemaal niets met poëzie te hebben. Dichters, er zijn er al veel te veel. Hoe minder, hoe beter. Als er een paar van beroep willen veranderen, be my guest, go ahead. Maar als ik eerlijk ben, komt er iets anders in het gedrang. Wire heeft mij van begin af aan beïnvloed. Het is de diepste bron van mijn werk. De vraag naar invloed is altijd lastig en moeilijk om genuanceerd te beantwoorden. Geen enkel antwoord bevredigt of voelt als juist. Natuurlijk is het belangrijk dat toen ik begon met schrijven zowat het hele werk van Peter Handke bij de Slegte te verkrijgen was. Die precieze, nauwkeurige manier van waarnemen, die droge weergave. Cruciaal is dat me als kind Dylan Thomas werd voorgelezen, door mijn grootmoeder, die zelf uit Wales kwam. Dat ik op mijn twintigste met mijn Hongaarse echtgenote János Pilinszky vertaalde, een Hongaarse dichter die in iedere moderne taal vertegenwoordigd is, behalve in het Nederlands. Dat ik op mijn dertigste het werk van Henri Michaux leerde kennen en dat van Francis Ponge. Dat toen ik bij De Bezige Bij terechtkwam mijn bundel tegelijk verscheen met een bundel van de uiterst lucide dichter Martin Reints. Geen van de namen biedt een monocausale verklaring tot mijn werk, maar ze tellen mee. Maar vergeleken met Wire zijn ze druppels op de gloeiende
| |
| |
plaat. Wire gaat veel verder. Wire is meer dan alleen maar van invloed. Wire is een mensenleven.
Het is geen poëzie, zegt Newman. Het is tekst, sound bite, woorden om iets in de mond te hebben, om ergens op te kunnen kauwen zoals een koe op een grashalm. Ik zal niet zeggen dat ik erbij was, toen in het Congresgebouw. In 1979 werd ik elf. Vijf jaar later kreeg ik een 12 inch. Wire kende ik inmiddels wel, hun drie eerste platen. Op de 12 inch stond hun laatste sessie bij John Peel. Vlak voordat ze uit elkaar gingen. Het is een lang nummer. De band spreekt af om te improviseren. Strikt. Er mag niet verwezen worden naar of teruggegrepen op bestaande nummers. Niemand bespeelt zijn vaste instrument. De muziek begint aftastend, zoekend, een riedel van een instrument, overstemd door een ander. In de studio ligt een krant, opengeslagen bij een kruiswoordpuzzel. Newman en Lewis beginnen te improviseren op basis van de woorden. Ze maken een verhaal van de omschrijvingen, er ontstaat zo vanzelf een tekst. Het nummer klinkt bijna als jazz, een punkband die de overstap maakt naar jazz. Er ontstaan stukken die een song zouden kunnen worden, catchy, aanstekelijk, en die houden ook weer op, worden overgenomen door andere partities. Het lijkt op niets wat ik ken.
Wire heeft een vreemde dynamiek. De tegenstelling tussen de arty Lewis en Gilbert en de catchy en cheeky Newman zet de boel op scherp. Formeel zou de ene helft staan voor wat de band bijzonder voor me maakt. Vooral de oudere Gilbert is een geluidskunstenaar. Hij opereert eerder binnen het domein van John Cage dan in het one two three four oi-oi-oi-gestamp van de doorsnee punkbands. Tekstueel is hij de belangrijkste leverancier. Op de hoes van hun tweede plaat, Chairs Missing, staat een lege tafel met een bloempot, zonder stoelen. Concept en artwork: Gilbert/Lewis. Gilbert had in die tijd een schoonvader die opmerkingen bezigde als: ‘This lad has a few chairs missing in his upper front room.’ Een constante en neutrale factor binnen Wire is Robert Gotobed, appelboer op een eco-boerderij, die naarmate de band groter wordt
| |
| |
een steeds kleinere drumkit bespeelt, het liefst alleen maar base, snare en hihat, en die zo strak speelt als een metronoom. Het ongelukkige jaar dat de drumcomputer hoogtij viert, haakt hij af en heet de band even Wir, levert consequent de laatste letter in. Mijn zwakte voor de band is toch vooral het aandeel van Newman. De relativerende, melodieuze, zangerige stem die het bluntly bracketed van punk van binnenuit ridiculiseert. Dus als ik partij moet kiezen, dan is het voor de antikunst van de band, de nonpoëzie. Wat mij in Wire aanspreekt is het geluid en de structuur van een nummer. Niemand overigens die mij vertelt partij te kiezen.
Hetzelfde jaar dat ik de 12 inch krijg, speelt Wire in de Melkweg. Dat kan helemaal niet, want Wire is allang uit elkaar. Maar het is wel waar. En het zou blijven gebeuren. Ik had een oom die ooit bij een bruiloft van een tante zei: ‘Ik kom wel de volgende keer.’ Zo is het ook met Wire. Wire is vaker uit elkaar gegaan en herenigd dan een gitarist van snaren wisselt.
No-one else is looking for
I'm keeping it here for myself
Het is de zangstem van Newman, de lichte extase, de humor. Nummers die door Lewis worden gezongen klinken gekweld, het lijdende ego van de kunstenaar zit de melodie in de weg. Het zijn larmoyante en klagerige bedes. Newman is feitelijk vrolijk. ‘Order for Order’ komt terecht op zijn eerste solo-elpee A-Z, samen met veel materiaal van de laatste sessies van Wire. In de film The Silence of the Lambs klinkt het nummer ‘Alone’ als lustmoordenaar Buffalo Bill voor het eerst in beeld komt. Het is vooral erg prettig voor Newmans portemonnee. Kenmerkend is de ad infinitum herhaalde slot- | |
| |
regel van het nummer: ‘retained a sense of humor’. In Brussel zegt hij dat eind van de jaren tachtig iedereen sampelde, alle groepen. Alleen Wire samplet uit zijn eigen verleden, van platen die ze zelf in de jaren zeventig opnamen. Hij heeft niet helemaal gelijk. Mark Stewart doet in die tijd hetzelfde met nummers van The Popgroup. Bij een concert in de Botanique merkt iemand in het publiek op dat in de muziek iets doorklinkt van een tijdje geleden. Klopt, dat waren ze zelf.
De teksten van Wire leiden vaak tot verbazing. Songteksten horen te gaan over motorfietsen en blonde vrouwen, niet over insecten. ‘I Am The Fly’ haalt in Engeland the charts, maar het is een anachronisme op een hitnummer. ‘Crowling over your window you think I'm confused [...] I'll shake you down to say please as you accept the next dose of disease.’ In Nederland zit Oor-journalist Erik van den Berg geregeld met de handen in het haar boven de binnenhoezen waarop de teksten staan. Wat moet hij in hemelsnaam aanvangen met ‘And here they come / The queen of Ur / And the king of Um’? Voor wie zich verdiept in de Wire-parafernalia is dat allemaal niet zo moeilijk. De bandleden zitten na hun repetitie in een buitenwijk van Londen in de metro. De metro stopt voor het voetbalstadium en stroomt vol met fans van The Cure. Het plaatje vult zich vanzelf: ‘Painted statues in underground streams / With invitations to the Pharaoh's dream / They stare at themselves, there's a need to be seen / Walking mirrors in the Pharaoh's harem.’ Duidelijk zat, nietwaar? Achter op de eerste bootleg van Wire klinkt een fan hartverscheurend en op en top punkish: ‘Do you want comprehension? Go back to school!’ Wie wil er dan ook in godsnaam iets van songteksten begrijpen?
Bij iedere nieuwe plaat vloek ik. Het kost een paar weken om eraan te wennen, lijkt in niets op de vorige en klinkt toch altijd als Wire. In de jaren tachtig overheerst de gitaar en blijken ze van grote invloed op R.E.M., die een nummer van ze covert. David Bowie komt kijken als ze in New York zijn. Newman reist naar India en komt terug met geelzucht. Hij maakt een ingetogen plaat, Not To, die mooi
| |
| |
klinkt maar op de videoclip vliegt hij als een soort halvegare jezus met baard boven het land. Als hij de Israëlische zangeres Malka Spigel huwt, vindt hij al die popmuziek maar jongetjesgedoe. Hij maakt ‘Commercial Suicide’, waarvoor hij de drums vervangt door een compleet Vlaams blaasorkest. De val van de Muur leidt tot Wire's dieptepunt Manscape, met tekstueel wat al te makkelijke wendingen als ‘Take the Trabant / To Brabant’. Wire is zeker niet alleen maar goed, integendeel. Het is als gezegd een leven.
Newman is altijd openhartig over hun interne verschillen. Na afloop van solo-optredens of gigs met zijn formatie Githead hoor ik hem op zo'n manier over Wire praten dat ik telkens denk dat hij de anderen nooit meer onder ogen zal komen. En toch staan ze daar weer een jaar later, samen op het podium. Ik heb wel eens gedacht: waar leven die mannen van, vast niet van hun royalty's, misschien moeten ze wel door. Meningsverschillen gingen over hoe ze moesten klinken, meer dan over de macht op zich. De muzikanten leken simpelweg te eigengereid om een compromis te sluiten. Hun beste platen zijn opgenomen in grote onmin. Na de eerste hereniging togen ze voor opnames naar de Hansa Studio in Berlijn. Ze werden tussen de sessies telkens een halfuur vrijgelaten, op het dak van de studio om even te luchten. Net als de gevangen Rudolf Hess een paar straten verderop, die op The Ideal Copy figureert als ‘Rudolf Roofwalker’. Producers en technici werden meegesleept in hun geschillen. De enige die onpartijdig bleef was Gotobed. Hun meesterwerk heet ‘154’, omdat de drummer in 1979 in zijn agenda had staan dat ze 154 keer hadden opgetreden, wat voor een band bij een groot label niet erg veel is. Op de hoes van de plaat staat geen naam van de band, geen label, alleen een paar gekleurde strepen en dat nummer. Vlak voor de breuk met emi gingen de bandleden naar hun label met het verzoek om alle bushokjes van Engeland van posters met alleen maar het getal 154 te voorzien. Meedenken over marketing werd niet gewaardeerd, ze werden er de deur gewezen.
| |
| |
I catch the word, don't refrain
In two halves but quickly growing whole,
In double figures for the first time
There maybe a story to be told
But it's not the past again
Everybody loves a mystery
Everybody loves their history
(‘Come Back in Two Halves’, A Bell Is a Cup... Until It Is Struck)
In mijn debuutbundel Tramontane nam ik een motto van Wire op. I bet your underwater experiences came in handy / When you bit the hand that offered candy. Het motto opent een afdeling gedichten die door het citaat een duidelijke eenheid krijgen. Redacteur Minne Buwalda reageert daarop in de tekst die hij bij de presentatie voorleest. Ook hij hield van Wire, bekent hij, en zocht de lp's op in zijn stoffig geworden vinyl-collectie uit de jaren tachtig. Hij herinnert zich het prettig onderdompelen in de melancholie. Maar dat is volgens hem niet waar mijn poëzie om gaat. Het lijkt op een vriendelijk sturen: laat dat verleden achter je, ga door met de literatuur. Een welgemeend advies. En toch is dat vinyl dat door zijn handen ging niet uit de jaren tachtig maar uit de jaren zeventig. Wire's ‘comeback in two halves’ na 1985 is bij veel van de vroegere liefhebbers onbekend. En het is zeker niet alleen maar droefgeestig. Wire maakte energieke en opwindende muziek.
Hun muzikale ontwikkeling mag dan door een joint zijn gestremd, ze hebben talloze pogingen gedaan die te hernemen. Het blijft de vraag of dat mogelijk is, of een revival of hereniging impliceert dat die ontwikkeling op een later moment kan worden doorgezet. Ik zie
| |
| |
Wire in de Roxy, in The Max van de Melkweg tijdens het kortstondig avontuur van Crossing Border in Amsterdam. Altijd die spanning op het podium. In het nieuwe millennium gaan ze weer terug naar hun punkish begin. En dan is er even irritatie. Het zijn ondertussen wel mannen van in de vijftig die daar op het podium staan te springen en op hun gitaar harken. In het Parc de la Villette in Parijs spelen ze niet meer dan twintig minuten.
Als Bruce Gilbert de band verlaat, lijkt het afgelopen met Wire. Maar opvallend genoeg brengt het de anderen juist samen. Ze klinken eindelijk weer als een band, voor het eerst sinds de jaren zeventig. In februari 2011 staan ze in een uitverkocht Paradiso. Hoewel ik de band inmiddels vijfentwintig jaar volg, herken ik niemand in het publiek.
Are there any more like you
(‘It's a Boy’, A Bell Is a Cup... Until It Is Struck)
Ik heb nooit in een band gezeten. Een tijdlang woonde ik in een pand waar ooit de Bank van Lening had gezeten en waar de schilderijen van de koningin opgeslagen hadden gestaan. Het pand had een ouderwetse kluis, met een zware metalen deur die een halve meter dik was. Bandjes kwamen altijd in die kluis oefenen, je hoorde dan de bas door de vloer dreunen. Bands voor feesten en partijen, maar ook de Haags-Hongaarse formatie Saló Mentale. Ik deed voor hen de deur open en keek wel eens naar binnen in die kluis. Eerlijk gezegd heb ik er nooit iets van gesnapt, van die jongens in zo'n ruimte en de onderlinge dynamiek. Deel uitmaken van een groep leek me plain horror.
Van poëzie moet je niet te veel houden. Dat is niet goed voor een mens en volgens mij ook niet voor het werk. Ergens ben ik Wire al lang en breed ontgroeid en ergens is dat maar beter ook. Het maakt
| |
| |
het volgen van de band alleen maar een groter plezier. Colin Newman heft graag de hiërarchie op tussen podium en zaal. Overal waar hij komt begint hij zodra hij opkomt olijke grappen tegen het publiek te maken. Hij vernietigt het imago van de popstar, alleen al door hoe hij in de camera kijkt. Hij noemt zichzelf inmiddels Pet fish, heeft talloze jongere bands ontdekt, begeleid, geproduceerd en, belangrijker, gestimuleerd. Het venijn van punk is allang verdwenen.
don't give him the choice
when he says he's one of the boys
(‘The Point of Collapse’, The Ideal Copy)
|
|