| |
| |
| |
Victor Schiferli
De man van vroeger
De man van vroeger is iemand anders
De man van vroeger is iemand anders.
Hij is uitgelaten als nooit tevoren
en slaat je ferm op de schouders.
Soms omhelst hij je, kijkt je in de ogen,
zegt dat hij je het allerbeste wenst.
Je ziet iets van vocht in zijn ogen.
Dan loopt hij naar de draaitafel,
zet een plaat op, een zwelgend lied.
De wereld is verloren, zegt hij,
het is tijd voor muziek als deze.
Zoetgevooisde klanken zijn niet
aan hem besteed. Als je weggaat
slaapt hij. Hij ligt erbij als een hond,
hardop ademend, hij gaat niet weg,
hij is zichzelf: de man van vroeger.
| |
| |
| |
De man van vroeger weet wat plezier is
De man van vroeger weet wat plezier is.
In de sixties, toen had je feesten.
Aan elke arm een blonde vrouw.
Als de zon al opkwam reed hij langs
de oude weg door het slapende Gooi
de stad weer in, dronken van geluk.
Sowieso was hij altijd dronken,
dat gaf allemaal nog niets. Vrijheid
was blijheid. Dat is nu voorbij.
Iedereen is zoek of belt niet meer.
De wereld is een duistere plek.
Feesten zijn magere aftreksels.
Aan de horizon lonkt het grasveld.
Geen bloemen wil hij, maar muziek.
Zijn muziek, tot iedereen neervalt.
| |
| |
| |
De man van vroeger laat zijn oude huis zien
We lopen over een zanderig pad.
Stieren staren ons meewarig aan.
Om ons heen is alles halfdonker.
De man van vroeger laat zijn oude huis zien:
een houten keet, diep in het bos,
achter de voordeur een hor met gaten.
De herfst waait door de gang.
Gestapelde dozen, huisraad, kranten.
Hij weet nog exact waar alles ligt.
Hij wil dat jij er blijft slapen, dat jij
voelt hoe dat voelde, al die jaren
in een bos zonder een enkel geluid.
Hij is de man die verdween, die
zichzelf hervond en weer kwijtraakte.
Hij weet het zeker: jij bent zoals hij.
| |
| |
| |
De man van vroeger was ooit vol vertrouwen
De man van vroeger was ooit vol vertrouwen.
Als hij praatte was dat een teken
dat hij wist wat hij aan je had.
Maar dat is veranderd. Hij zal het niet
snel zeggen. Hij zal het ontkennen.
Je merkt het aan de kleine dingen:
de manier waarop hij zijn auto wast,
bedachtzaam, de blik op half zeven.
Hoe hij alleen voor zichzelf opschept.
Vannacht vielen terwijl je sliep
oude schoenendozen met brieven
uit de kast. Ze landden een voor een
boven op je hoofd. Vanochtend
verscheen hij om ze op te rapen.
Hij keek alsof je een ansicht was.
| |
| |
| |
De man van vroeger betuigt spijt
De man van vroeger weet heel goed:
het was alles geen koekoek eenzang.
Daarvoor wil hij nu boete doen.
Hij laat zich zakken op zijn knieën
om te tonen hoezeer het hem spijt
dat de schuld niet bij hem lag.
Je ziet het elke dag op televisie:
reactie is tegenreactie en zo heeft
de wereld hem gedwarsboomd.
Zoals een torpedo door water schiet
wilde de wereld hem knechten.
Zijn ondergang was een voltreffer.
We mogen nooit knechten worden,
knechten van onze verbeelding.
Als we niet dromen houdt alles op.
| |
| |
| |
De man van vroeger houdt van de regen
Van regen is nooit iemand doodgegaan,
zegt de man van vroeger bij het raam
terwijl wolken zich samenpakken.
Ja, regen allerwegen, altijd regen en
dat lege hart, hij kent de clichés.
De man van vroeger is niet van zeep.
Hij houdt van de regen: die wast
herinnering van de stoep des levens,
als hij eens dichterlijk mag zijn.
We kijken over glimmende straten.
Zijn stemming slaat over. Je voelde
de bui al hangen. Nu is het zover.
Dikke druppels rijden over ramen
in de file naar huis. Waar dat is,
niemand die het weet. Ook jij niet.
| |
| |
| |
De man van vroeger heeft niets met het verleden
Hij lacht alsof de suggestie onnozel is:
hoewel je anders zou denken heeft de
man van vroeger niets met vroeger.
Het verleden rijst niet in het donker op
uit de tuin als een monster van marmer,
een auto met geblindeerde ramen,
de hele nacht voor de deur geparkeerd.
Vroeger is een afgesloten hoofdstuk
dat je zo vakkundig mogelijk moet
zien te vermijden: zoals de jongen
die je tegemoet loopt in een steeg,
je moet doorlopen, ook als hij kijkt
zijn blik ontwijken, anders ziet hij
de angst die daarbinnen woont en
stompt hij je recht op je gezicht.
| |
| |
| |
De man van vroeger is van alle tijden
Je ziet hem soms over straat schuifelen
met rollator langs de heg van de buren.
Hij heeft er last van, de heg is te groot.
Andere keren loopt hij kwiek voorbij,
er is niets aan de hand gebaart hij,
hij had last van een plek op zijn rug
maar er was goddank niets ernstigs.
Je ziet hem in de bus in gesprek met
de allerlaatste strippenkaarthouder,
protesterend tegen een gegeven boete.
Soms stapt hij in de auto naar nergens,
alleen vanwege het plezier van de rit,
het geluid van zijn banden op de weg,
het voorbeeld dat hij anderen geeft.
De man van vroeger is van alle tijden.
|
|