De Revisor. Jaargang 36
(2009)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Toef Jaeger
| |
[pagina 147]
| |
het streven is dat iedereen met een wit vel een auto en een ijskast heeft, waarin ‘iedereen met een wit vel niet te luid bij de vakbond zweert’ en ‘op zondag vader en moeder eert’. In een interview met De Telegraaf benadrukte Verhulst het inhoudelijke belang dat zijn boek heeft: ‘Als ik de televisie aanzet en ik zie Beiroet branden, weet ik niet meer hoe oud ik ben. Toen ik acht was brandde Beiroet ook al. Hoe kun je jezelf zo slim vinden en toch niet evolueren? De van honger ontploffende kinderen in Afrika, dat is ook mijn hele leven al zo. En wij blijven maar doorconsumeren. Daar word ik woedend van, ja. Ik wil dat mensen het besef krijgen dat we met te veel zijn. We krijgen ons niet allemaal gevoed.’ Een boek met een duidelijke boodschap dus: minder neuken want je ziet wat er van al dat ‘gesop’ terechtkomt: dieren sterven uit (Verhulst noemt er verschillende terzijde, bijvoorbeeld: ‘Iemand nog de buidelwolf gezien?’) en wij mensen maken elkaar af en vernietigen alles wat er om ons heen is. Rob Schouten prees in Trouw overigens juist een gebrek aan moralisme, vond het boek waardevrij. ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol is een opmerkelijk soort boek, de gehele geschiedenis der mensheid in minder dan tweehonderd pagina's. Er komt geen individu in voor, geen plot dat tot een conclusie komt, de hoofdpersoon is onze aarde en de grillige loop van haar ontwikkeling, vanaf het aan land kruipen van de mens tot aan de atoombom. Verhulsts stijl is als altijd plastisch en meeslepend, maar wat vooral opvalt is dat hij geen conclusies trekt, zijn werk is als het ware waardevrij, eerder nieuwsgierig dan moralistisch. [...] Verhulst als geamuseerde god, die neerkijkt op de gevolgen van zijn schepping, het is een heel eind verwijderd van zijn voormalige sappige schetsen van Vlaamse treurnis.’
Dat het boek dus even gemakkelijk als waardevrij gelezen kan worden, is een teken aan de wand. Maar stel dat Verhulst inderdaad zo woedend is als hijzelf zegt in het interview met De Telegraaf? Ik aarzel. Verhulsts mening is immers nogal gemeengoed, dus waarom moet je daar een roman aan wijden? Het blijft op basis van het boek zelf moeilijk te bepalen waar het engagement nu precies zit - en je mag aannemen dat de Libris-jury de keuze heeft gebaseerd op het boek en niet op uitspraken in interviews. In Godverdomse dagen wordt de vrouw weliswaar weinig aantrekkelijk verbeeld, ze is weinig meer dan iets wat al hoererend, stinkend, menstruerend en uitgezakt de man af en toe wat gerief biedt. En ook de godsdienst komt er niet goed vanaf: al aflaten verkopend doen de vertegenwoordigers op aarde zich te goed aan eten en drinken terwijl verder iedereen crepeert. Kortom, de geschiedenis als een zompige, elkaar bevruchtende hoop en de mens die van waterdier tot Gods schepping overgaat, om dan uiteindelijk het pleit met God | |
[pagina 148]
| |
te winnen. De mens kan vernietigen wat God gemaakt zou hebben: ‘Nu 't in de dampkring kan blazen wat 't in de dampkring wenst te blazen, 't in de mogelijkheid verkeert die hele klotebol vol klotevolk met één welgeprepareerde bom te verbrokkelen, nu 't, als 't dat zou willen met een simpele druk op de knop de complete kosmos vele megaparsecs diep de zwartste existentiële nacht inschiet, heeft 't van de goden de controle overgenomen. Eindelijk. Meester, van en over alles.’ ‘Koude kunstjes van een pseudorevolutionair,’ schreef Frank Hellemans in Knack naar aanleiding van dit boek. En zo is het. De inhoud is namelijk weinig verrassend, opmerkelijker was het geweest wanneer Godverdomse dagen een lofzang op de mensheid was geweest, dat zou tegen de keer zijn geweest, dat zou een daadwerkelijke vorm van engagement zijn geweest. Meegaan in de gangbare opinie, de geschiedenis reduceren tot één grote zaadlozing, is meegaan in de opvattingen van de grote horde en weinig schokkend. Het is dan ook jammer dat die christelijke boekhandels het boek niet wilden verkopen vanwege de krachttermen in de titel. Met inhoudelijke argumenten hadden ze steviger in hun schoenen gestaan in plaats van als Biblebelt-idioten te worden neergezet. Enfin, terug naar Verhulst en zijn Libris-prijs. De reden voor de uitverkiezing formuleerde de jury als volgt: ‘Godverdomse dagen is geen boek dat je zomaar naast je neerlegt. Verhulst laat op een bijzonder geestige manier geen spaander heel van de mensheid. Zijn formuleringen zijn wonderlijk, maar altijd welluidend, met evenveel dialectische als zelfverzonnen woorden. Soms is het verband los, soms is het strak als een snaar, maar er zit rijm in bijna elke zin. Dit boek is een vuurwerk van taal en alleen al daarom een literaire prestatie van formaat. Verhulst zoekt de grenzen op van de roman, daagt de lezer uit en zet de geschiedenis en passant ook nog even soepel naar zijn hand.’ Er zit iets geks in: eerst de loftrompet voor geëngageerde romans, weg van die stoffige studeerkamerschrijvers, maar in de uiteindelijke keuze wordt met geen woord gerept over het engagement van Verhulst. ‘En passant’ wordt de geschiedenis naar de hand van Verhulst gezet. Nu ja, als dat en passant gebeurt, dan is de jury er kennelijk niet van onder de indruk - wat het engagement aangaat dan. De jury is kortom vooral enthousiast over de taal, en dat siert een jury die literaire romans beoordeelt. Er is ook meer voor te zeggen dat je de stijl verkiest boven inhoudelijke gronden. Het lijkt me duidelijk dat Godverdomse dagen het niet van het onderwerp moet hebben. Maar dat de geschiedenis wordt teruggebracht tot een ballet van sperma en eicellen, is ook terug te vinden in de stijl, onder andere dankzij al het rijm, binnenrijm, pseudo-kinderversjes (‘Zo gaat het goed. Zo gaat het beter. Alweer een kilo- | |
[pagina 149]
| |
meter’). Het is knap wanneer onderwerp en stijl in eikaars verlengde komen te liggen. Nergens word je opgehouden door feitjes - de jaartelling wordt niet explicieter dan bijvoorbeeld: ‘En de bevolkingsteller, die staat, ding dong, ding dong, op twee miljard,’ en de Tweede Wereldoorlog begint met ‘En... Actie!’ Verhulst noemde zelf L.F. Céline als voorbeeld en in onder andere nrc Handelsblad werd Verhulsts stijl ook vergeleken met die van Céline, Herman Brusselmans en Jan Wolkers: ‘Als een moderne Céline foetert en schimpt hij de oren van je hoofd, als een tweede Herman Brusselmans schiet hij af en toe uit de bocht met melige geestigheden (“een eigen grot, een plek onder de zon”), en als een natuurlijke opvolger van Jan Wolkers boetseert hij de taal tot memorabele vunzigheid: “Wat daar momenteel bloed oprochelt en nerveus zijn zweren aan klodders krabt is heerser over de wereld.” [...] Het is de stijl die telt in de nieuwe Verhulst’, schreef Pieter Steinz. Herman Brusselmans was in Playboy minder enthousiast over zijn landgenoot: ‘Verhulst probeert de geschiedenis van de mensheid te schrijven en dan moet je toch verder komen dan van Nieuwerkerken bij Aalst. Kortom, als geschiedschrijving gaat de roman volledig de mist in. Maar wat te denken van de stilistiek, toch een van Verhulsts meest geroemde potsenmakerijen? Nou Dimitri Verhulst mag gerust, als er een herdruk komt, toch ongeveer driekwart van z'n stilistiek helemaal omgooien’. En ook Arjen Peters kwalificeerde in de Volkskrant Godverdomse dagen als een ‘vlakke treurzang’. Drie termen die het boek van Verhulst inderdaad goed weergeven: een zang omdat er behoorlijk wat regels ritmisch zijn, een treurzang - en geen ode op de mensheid, en uiteindelijk: vlak. Dat komt omdat de mens hier veralgemeniseerd wordt tot ‘'t’. Verhulst zal bedoeld hebben dat we ons allemaal aangesproken zullen voelen door 't, maar je kunt je er juist aan onttrekken, je voelt je niet aangesproken. Nu hoeft dat ook niet. Weinig boeken zo ergerlijk als boeken die meeslepend zijn, maar hier zit geen donder gevoel in. De woede zoals Verhulst die aan de dag heeft willen leggen wordt verpakt in een ironische laag. Woede + ironie = afstand, en telt dus niet als oprechte woede. Godverdomse dagen is niet goed, maar daardoor uiteindelijk toch ook interessant. Verhulst probeert in zijn werk telkens iets anders. De overgang van Vlaamse kneuterigheid naar een westerse geschiedenis van het 't is een grote stap. Dat Verhulst zo veel mogelijk wegen wil bewandelen in zijn werk en dus ook een poging doet tot een groot gebaar, maakt Godverdomse dagen daarmee tot een glorieuze mislukking. |
|