Het mooiste zou zijn om hem vol zand te gooien, vond ik. Mijn wil om te creëren won het echter van mijn neiging tot destructie.
‘Ik kom net uit bed, maar ik ga mij zo douchen en over een uurtje ben ik bij je.’ Martin leek teleurgesteld, hij wilde waarschijnlijk dat ik meteen kwam, veel keuze had hij echter niet.
‘Oké, ik zie je over een uur.’ Ik ging mij douchen en merkte dat ik mij steeds meer ging haasten. Voor die stomme hut? Hoe eerder dit gezeur erop zat, dacht ik, hoe eerder ik weer verder kon met mijn leven. Ruim een uur later kwamen we aan bij de kuil met planken. Mijn geheugen had mij niet in de steek gelaten, het was inderdaad een treurig bouwsel.
‘Ziet er nog goed uit, misschien kunnen we wel vannacht hier slapen,’ zei Martin. Volgens mij was hij gek geworden.
‘Ben je gek geworden? Het is koud, vies en er is geen wc.’ Dit laatste vond ik nog het ergste.
‘Nou ja, ik zei maar wat,’ zei Martin, in een poging de domheid van zijn eerdere opmerking te verdoezelen. Ik wist niet wat we hier verder nog moesten doen, deze hut voelde als een station dat we gepasseerd waren, als een jeugdzonde haast. ‘Wat zullen we doen?’ vroeg Martin.
‘Ik heb geen idee, we kunnen hem net zo goed slopen.’ De waarheid moest gezegd worden. Martin keek weer teleurgesteld. Zelf was ik ook teleurgesteld, maar dan in hem. Wie gaf er nou iets om een stel planken in een kuil, schots en scheef aan elkaar getimmerd? Het leek er haast op dat Martin moest huilen. Ik wilde het liefst wegfietsen, maar de traan die ik over zijn wang zag lopen weerhield mij. ‘Laat maar, Martin, van de zomer gaan we er wel weer aan verder.’ Martin veegde de eenzame traan weg en haalde zijn neus op.
‘Ja, we gaan wel wat anders doen. Zullen we voetballen?’ Voetballen was zo ongeveer het laatste wat ik wilde doen, waarom liet die stomme Martin mij niet met rust? Ik wou mijn bed weer in. Slapen is altijd al mijn grootste hobby geweest.
‘We kunnen ook kijken of Stefan al wakker is,’ zei ik.
‘Stefan? Wat is daar nou aan, volgens mij ligt die de hele dag in bed.’ Ik werd jaloers op Stefan. Hij woonde met zijn moeder in een groot vrijstaand huis. Enige jaren daarvoor had zijn vader, meester De Boer, zijn vrouw en zoon verlaten omdat hij zich ‘beperkt voelde in zijn ontwikkeling’. Ik hield het erop dat hij een stagiaire zover had weten te krijgen hem in haar flatje in de nabijgelegen stad A. in te laten trekken. Met Stefan praatte ik hier nooit over, het waren mijn zaken niet.
‘Hij woont hier vlakbij, we kunnen toch even kijken?’ zei ik.
‘Je doet maar, ik ga naar huis, met mijn broertje spelen.’
Zelf had ik geen broertje, ik had alleen een zus. Met je zus spelen is nooit leuk. Ik liep in mijn eentje door en bereikte de villa van Stefan. Het huis was oud en zag er vervallen uit. Toen ik aanbelde deed Stefans moeder open. Ze zag er een stuk jonger uit dan mijn eigen moeder. In die periode uit mijn leven schonk ik weinig aandacht aan het uiterlijk van een vrouw, maar ik denk dat ik nu spontaan verliefd zou worden als ik haar tegen zou komen. Helaas heb ik geen idee waar ze nu woont.
‘Hoi Erwin, Stefan is zich nog aan het douchen. Je kunt wel binnen wachten als je wilt.’ Ik ging akkoord en stapte naar binnen. ‘Zal ik je jas aannemen?’ Toen we allebei in de keuken zaten en van een kopje koffie genoten, kwam Stefan binnenlopen. Hij had een lange ochtendjas en slippers aan.
‘Hallo Stefan,’ zei ik. Stefan leek verbaasd noch blij mij te zien.
‘Hé Erwin, wat brengt jou hier?’ Deze begroeting begreep ik niet, ik had mijzelf toch gebracht?
‘Ik ben hier zelf gekomen, lopend.’ Stefan keek mij aan of ik niet helemaal lekker was. ‘Of bedoel je dat niet?’ voegde ik er voorzichtig aan toe.
‘Nee, laat maar. Wat kom je doen?’ Ik wist niet wat ik moest zeggen. Vond hij het niet gewoon leuk dat ik onverwacht langskwam?