weinig had geslapen en eindeloos had gedwaald, afwisselend door de door betonrot aangevreten hallen van de Messe en de weldadige gangen van de luxehotels waar uitgevers hun feestjes geven.
Toevallig gingen Anthony en ik op hetzelfde uur terug naar huis. We hadden genoeg blikjes bier om de uren te overbruggen en we hadden een gemeenschappelijk Brabants rooms verleden met alle wrede herinneringen die daarbij horen. Het beeld dat mij het sterkst is bijgebleven is dat van het kind Anthony, dat samen met zijn moeder het klooster bezoekt waar zijn tante woont. Ik herinner me deze vrouw uit de herinnering van Anthony als een aartsengel in een lang wit nonnengewaad boven aan een trap.
Zij was een van de personages uit het gedroomde boek en op dat moment wist mijn redacteureninstinct dat ik de blauwdruk had gezien van de roman die Anthony altijd al had willen schrijven. Het is wel wrang dat hij pas jaren later, na in het diepste dal te zijn beland, werkelijk bij deze beelden kon komen.
Het zal geen toeval zijn dat Michel Tournier, die Anthony al lang geleden op het spoor zette van zijn gedroomde boek, tijdens het schrijven van Zwaluwziek als gids optrad. De elzenkoning van Tournier was de belangrijkste inspiratiebron voor Anthony. Hij gaf mij vorig jaar op de presentatie van Zwaluwziek zijn persoonlijk exemplaar. Het boek is keer op keer gelezen en vele passages zijn door hem onderstreept, in zijn bibberende handschrift.
De eerste onderstreepte zin is: ‘Het monster is iets dat men aanwijst of nawijst, op kermissen en dergelijke. En dus hoe monsterlijker een schepsel is, hoe meer het moet worden vertoond.’ Wonderlijk genoeg brengt dit citaat me weer terug bij het eerder genoemde essay van Anthony over Tourniers kalenderkind.
Hij schreef toen, in 1998: ‘“Monster komt van het Latijnse monstrare, tonen,” merkt een van de personages in de roman op. “Een monster is een wezen dat in het circus, op de kermis en elders wordt vertoond.” Deze toelichting,’ schrijft Anthony, ‘wordt gegeven op een ogenblik wanneer de lezer allang vertrouwd is geraakt met de wereld van het zwakzinnigeninstituut Sainte-Brigitte, waar de kinderlijke monsters in het verborgene verkeren [...]. In deze misvormde wereld groeide het kalenderkind op [...]’.
Dit zwakzinnigeninstituut van Tournier is in zijn monsterlijkheid natuurlijk niet helemaal te vergelijken met de Brabantse familie van Anthony, maar de wereld waar zuster Beatrice en zuster Gotama de misvormde kinderen verzorgden was natuurlijk een prachtige metafoor voor de bruisende geest van Anthony, en bij het lezen van dit essay over Tournier is het alsof ik een beschouwing van Anthony zelf over Zwaluwziek lees, waarin hij gebeurtenissen beschrijft die voor hem zeer traumatisch zijn.