| |
| |
| |
Johanna Geels
In een doos hang je geen slingers op
I
Je weet wat je hebt
Zullen we vandaag onze ouders ophalen, ze wonen ergens
in een doos, mijn tomtom weet waar, we zetten ze naast
elkaar op de achterbank en rijden naar de dijk, mijn moeder
komt niet graag uit haar doos dus praat ik zacht door het karton
heen, karton ruikt heel lekker, wist je dat?
Ik zou het fijn vinden als je onderweg dingen vroeg als, zie je
die boom daar, of, wat is er op de radio, misschien kun je wat
neuriën, nonchalant voor je uit, of zou dat er te dik bovenop liggen.
Ik wacht tot de zon recht boven de rivier staat, het is zaak precies
op tijd aan de start te verschijnen anders heb ik pech, ik neem die
dingen aan, twijfel nooit want mijn hond blaft in het Pools, volgens
vader het bewijs dat ik gek ben en moeder zegt dan, kind, je weet
wat je hebt en niet wat je krijgt.
| |
| |
| |
II
Een poppenhuis in mijn hoofd
De onderkant van de linkerdoos kleurt langzaam donker ter hoogte
van de A1 bij Deventer, vader of moeder, we weten het niet, ik zou
het kunnen vragen, zo van, hé! wie heeft er in zijn doos zitten pissen,
hè, hè, hè, vind je dat normaal, maar ja, als het moeder is wordt het
weer huilen, gaat vader schelden.
Ik zie dus veel verkeerd, mijn bril kleurt al bij 't minste licht, soms sla ik
mijn ogen dicht en pak het grootste poppenhuis in mijn hoofd, speel er de
hele dag mee, zo eentje met echt behang en lampjes die het doen.
De dozen op de achterbank beginnen geluiden te maken, net op het moment
dat jij me uitlegt dat jeuk aan de binnenkant van jouw hoofd je doet vluchten
bij het leven, ik staar uit het raampje, denk aan onderbroeken in de was, al het
eten dat ik voerde als aan vogeltjes, kom maar, ik doe niks, niet bang zijn.
| |
| |
| |
III
Het is moeilijk een waarheid te dragen
Onder aan de dijk zijn de dozen in slaap gevallen, de geur van
pies en ouwemensenvla komt genadeloos door de kieren van
het karton sijpelen, we kunnen ze ook in het water gooien opper jij,
geen haan die er naar kraait, we parkeren de auto naast 't koude water,
doen de portierdeur open en laten ze zo door het spiegelgladde oppervlak
heen glijden tot het zich boven hun oude hoofden sluit.
Dat is nogal strafbaar, zeg ik, en ik hou van mijn moeder, ze woont in een
doos en in een doos hang je geen slingers op, er komen geen mensen langs
in een doos, er wordt niet gekookt in een doos, mijn moeder kookte graag.
De dozen zinken niet, blijven als lompe eenden drijven, we staan hand in hand
aan de waterkant, hebben nu een misdaad die ons bindt, dus knikken we dapper,
spreken hardop over de zon die morgen recht boven de rivier zal staan en dat het
moeilijk is een waarheid te dragen.
| |
| |
| |
Treinspot
Heb je de teckel, vraagt de jongen van het spoor.
Ik knik, elke nacht sleur ik hem over de spoorweg-
Leg hem steeds opnieuw uit dat het niet handig is
onbewaakt op de rails te gaan zitten in het donker.
Hij draagt een helm met twee uitsparingen voor zijn
das-oren die strakstijf in de wind staan als het ijzer
In gierende vonkenregens door het zachte landschap
beukt, hij luistert nooit.
Want, zegt teckel, ik houd van de hond die mij met
zijn stompe kop en helle ogen door het donker jaagt.
Daarna hobbelen wij in ons autootje naar huis,
waar zijn bielzen troon staat.
Soms trek ik aan de noodrem.
| |
| |
| |
Erfelijk bepaald
Je kleurt boeken op nummer en zoekt je bril
met een fanatisme dat verblindt.
Straks gaan we met de zoekhand gekleurde confetti maken.
Of flensjes van vilt als je me ziet zwaaien vanachter
Bacteriën in keukenbladen rottende doekjes van Sorbo
ik zeg Sorbo, herhaal Sorbo (anders gaat de kat dood)
kniel driemaal voor het juiste geel het groen
het hygiënisch wit van de flosvezel die bij de in A
Neem je bril, hij zit op hoge poten in je zak, de stiften,
vlak me uit, laat mijn jurk passen in de ruimte, in mijn keel
als prop als het maar wat doet.
En dan lekker samen Saroma met poederklontjes slurpen.
Wat doet de jurk? Stipt hij aan, streept hij weg?
Loopt hij 's nachts alleen over straat nadat ik hem onder het bed
heb geschopt? Zoekt ie amok met andere dotjes of liggen ze met
zijn allen onder een maan te kreunen?
Há je bril gevonden, je uilenogen liggen nu bol in een petrischaaltje
bij biologie, lokaal wordt gewerkt aan lensafscheiding.
Wacht even dan zoek ik ondertussen mentale starheid op.
Ik vermoed iets in de familie.
| |
| |
| |
Vastgoed
voor mijn geliefden, ze houden
Rijden met mij rond terwijl ik
uit het raampje kijk en knik
Lamme zolders kieren in mijn keel,
dakpannen klepperen onder mijn haar
vandaan bij weeralarm zwieren de kleden
los door de kelders vandaag bouw ik een huis.
Verzamel hout, mortel, steen
een betonmolen in de tuin die rommelt
o de kabouters die meekijken.
De landerige burgemeestersdochter
offeren we met de klikhaan in stukjes
en voeren elkaar rechtstreeks de hemel in.
Ik zoen en strijk de lakens, vier en slacht het vee
voeg tegels met restjes jurkendraad en plant de
lieve-vrouwe-bedstro in hartjes naast de deur.
Nodig vijftig wezen uit, kist het gebroken kalf
en ruim de geesten vandaag bouw ik een huis.
| |
| |
|
|