Ongeveer tweeënhalve maand na 25 juni 1950, toen de goed getrainde, door de Sovjets en de Chinese communisten bewapende troepen van Noord-Korea de 38ste breedtegraad naar Zuid-Korea waren overgestoken en de rampzalige Koreaanse Oorlog was losgebarsten, begon ik mijn studie aan Robert Treat College, een kleine universiteit in het centrum van Newark, genoemd naar de zeventiende-eeuwse stichter van de stad.
Met één zin staat het complete decor van de roman uitgeklapt: de Korea-oorlog op het achterdoek, de kalme universiteit op de voorgrond. Regelmatige bezoekers van zijn oeuvre weten meteen dat ze naar een echte Roth-voorstelling kijken, waar vaak de impact van de Amerikaanse geschiedenis op het leven van het individu, en de spanning tussen die twee, het drama aan het rollen brengt.
Zo kan het best door ‘Korea’ komen dat vader Messner, een koosjere slager in Newark, een panische overbezorgdheid voor zijn zoon ontwikkelt: ‘Waar was je? [...] Hoe weet ik dat je niet ergens zit waar ze je dood kunnen maken?’ De vader slaat zo door in zijn paranoia dat Marcus Messner uit Newark wegtrekt en aan de conservatieve campus in Ohio gaat studeren.
De autobiografische voedingsbodem is te traceren met The Facts in de hand. Ook de jonge Philip Roth studeert aanvankelijk in zijn geboorteplaats Newark, waaruit hij weg wil, om uiteindelijk aan de University of Chicago te gaan studeren. In de roman gaat Messner naar Winesburg, een plaats die we vooral uit de fictie kennen. De verhalenbundel van Sherwood Anderson, Winesburg, Ohio (1919), las Roth, zo meldt hij in The Facts, als vijftien- of zestienjarige.
Net als het Winesburg van Anderson, is de campus van Winesburg een plaats waar mensen zich onderdrukt voelen door een benepen, haast Victoriaanse moraal, met kerkdiensten waar Marcus de pest in heeft, en een strenge repressie van alles wat riekt naar erotische verkenningstochten. De enige mogelijkheid daartoe blijkt een steegje achter een café, waar je een medestudente kon ‘opvrijen en droogneuken’. ‘Om die vrijpartijen te doorkruisen kwam om het halfuur een van de politieauto's van het stadje langzaam en met groot licht door het steegje rijden, waarop al wie naar een zaadlozing in de buitenlucht had gesnakt ijlings dekking zocht in de gelagkamer.’
Hoe seksualiteit in dit milieu geïnfecteerd raakt met angst blijkt ook uit Messners beschrijving van hoe hij in de bibliotheek in de ban van een meisje raakt:
Zij ging op in haar werk en ik, met mijn preoccupaties van een achttienjarige jongen, ging op in het verlangen mijn hand onder haar rok te steken. De sterke drang om naar de toiletten te stormen werd beteugeld door de angst