ratio. Ze worden beoordeeld op de kwaliteit van het onderzoek dat de auteur heeft gedaan, het nieuws dat erin staat, de kracht van de analyse en andere op de ratio steunende criteria zoals helderheid en volledigheid. Móói hoeft het niet te zijn. Je wilt er iets van leren, iets belangwekkends. Het zijn boeken die aan de man worden gebracht aan de hand van het onderwerp. De auteur is van secundair belang.
Met de ‘literaire non-fictie’ is dat laatste inmiddels niet meer het geval: de sterren uit het genre zijn het eerste selling point van hun boeken. Het Boekenweekgeschenk 2007 was ‘een Geert Mak’, die toevallig bleek te gaan over een brug in Istanbul. ‘Het onderwerp doet er niet meer toe,’ zei uitgever Emile Brugman twee jaar geleden in nrc Handelsblad. ‘Men koopt de nieuwe Frank Westerman.’
Westerman, Mak, Judith Koelemeijer en de anderen zijn stuk voor stuk ‘meeslepende’ vertellers. Ik zet dat woord niet tussen aanhalingstekens om het te ironiseren, maar omdat het een essentieel onderdeel is van wat een boek als De eeuw van mijn vader méér te bieden heeft dan andere geschiedenisboeken. Neem het begin van het boek: ‘Geuren. Teer en touw, dat moeten bijna zeker de eerste geuren zijn geweest die mijn vader rook. Vers, nieuw touw, zeildoek en teer. Dan was er de geur van zout en golven, van de grootzeilen, schoenerzeilen, fokken, bramzeilen, razeilen en stormfokken die in de werkplaats te drogen hingen.’ Zelfs wie met het pistool op de borst niet in staat is een bramzeil van een razeil te onderscheiden, gaat onmiddellijk met Mak méé. Hij speelt zijn lezers meteen op hun zintuigen, op hoe het gevoeld moet hebben om erbij te zijn.
Om dat gevoel gaat het hier, want de werking van de vroeg-twintigste-eeuwse scheepsbouw is uitstekend te begrijpen zonder de geuren en de geluiden. Voor de ervaring van de lezers maakt het echter een verschil van dag en nacht. Mak legt de nadruk niet op de feiten en de dwarsverbanden, maar op de ervaring. Hoe zou het voelen als ik er zelf bij was? Dat minder zakelijke vormen van non-fictie zo succesvol zijn is trouwens geen literair fenomeen. De met een veel uitgebreidere ‘gereedschapskist’ gezegende film- en televisiemakers spelen aanhoudend op gevoel, op ervaring en identificatie - vaak gesteund door muziek, beeldeffecten en animaties. Dat geldt bijna evenzeer voor ‘artistieke’ documentaires als voor items in nieuwsrubrieken.
Doordat Geert Mak zijn lezers niet zozeer (of niet alleen) informeert, maar ze ook meeneemt naar dat verleden, heeft hij iets te bieden dat voorbehouden leek aan fictie: een nieuwe wereld. Die vormt de kern van wat de literaire non-fictie met literatuur gemeen heeft. Niet de techniek of al dan niet verzonnen elementen, maar hoe de boeken worden gelezen. Niet om nieuwe feiten te ontdekken of om informatie te krijgen, maar om iets te ervaren. Waarbij het ongetwijfeld een attractie is dat je van een boek als In Europa ook nog iets opsteekt.