A: een literair boek is mooi.
B: ik vind dit boek mooi
Gevolgtrekking: dit boek is literair.
Elke poging om deze zienswijze te ontkrachten strandt op het vermaledijde ‘ik vind dit nu eenmaal’, waarvan elke relativering als een persoonlijk affront wordt beschouwd, of anders als een uiting van elitaire arrogantie. Wanneer men mooie uren met een boek heeft doorgebracht, moet dat boek wel erg goed zijn geweest, dus literaire waarde hebben gehad. Basta.
In dit waardenvacuüm kan gemakkelijk van alles voor literatuur worden versleten en dat gebeurt dan ook. De vraag of en zo ja waarom non-fictie literatuur is, kan daarom eigenlijk alleen nog maar op de manier van de hedendaagse boekbespreking worden beantwoord: ‘Ik vind dat nu eenmaal.’
Dat doe ik dan ook maar: ik vind dat ook, zij het onder voorwaarden.
Omdat ‘literair’ net als ‘wetenschappelijk’ een status verleent aan een publicatie heeft het een aanzuigende werking. Biografen, thrillerauteurs, historici, reisschrijvers, auteurs van vies romancées, journalisten en wie al niet eisen sinds enige tijd, al dan niet opgehitst door jury's en boekbesprekers, voor hun producten het predikaat ‘literair’ op, dat behalve aanzien ook financiële voordelen te bieden heeft. Het bestuur van de ako Literatuurprijs denkt dat romans en non-fictie vergelijkbare genres zijn - wat toch echt niet zo is - en heeft zijn prijs dan ook dienovereenkomstig ingericht. Een precaire keuze, omdat bij de beoordeling van alle non-fictie steeds de eerste vraag moet zijn: is het waar of ten minste aannemelijk wat er staat, deugen de bronnen en de argumentatie? Dus niet: is het mooi opgeschreven? En al helemaal niet: leest het als een roman? Dat is in dit geval van secundair belang.
Toen Frits van Oostrom de ako Literatuurprijs kreeg, heeft de jury daarvoor niet eerst de peer-reviews en de wetenschappelijke kritieken afgewacht en die daarom niet mee in haar overwegingen betrokken. Beter dan de vakwereld wist men kennelijk al dat het wel goed zat. Het zij zo. Maar wat te doen met non-fictie die in onze ogen niet waar kan zijn, maar toch goed is geschreven? Voor de nationaalsocialisten was Rembrandt het voorbeeld van de schilderende edelgermaan. Wat als iemand die gedachte literair gezien fraai en bevlogen verdedigt, wordt het resultaat dan als literatuur beschouwd? Waarschijnlijk niet, omdat deze opvatting ons onwelgevallig is en we dus eerst naar de argumentatie kijken, die natuurlijk niet deugt en die we dan ook opgelucht terzijde kunnen schuiven. Maar doen wij dat ook bij betogen die onze opvattingen wél weergeven?
Uit het interbellum is maar bar weinig fascistische literatuur - zowel fictie als non-fictie - in druk overgebleven, hoewel het zeer onwaarschijnlijk is dat alle schrijvende aanhangers en sympathisanten van het fascisme en nationaalsocialis-