Tegelijk legt zijn werk, juist omdat het zo geslaagd is, de grenzen bloot van literaire non-fictie, zowel aan de empirische als aan de visionaire kant. Critici van Naipaul, zoals de anti-oriëntalist Edward Saïd (een naam die door Naipaul laatdunkend werd uitgesproken als het Engelse ‘said’), hebben hem altijd beticht van een neokoloniale visie op de niet-westerse wereld. Achter zijn vermeende empirisme en belangeloze observaties - die hem in staat stelden de tekortkomingen van de nieuwe nationale staten in Afrika en Azië beter onder ogen te zien dan de door links wensdenken verblinde westerse elite - zou een ideologie schuilgaan waarin alles wat niet-westers is wel móét falen, omdat het niet-westers is. Naipaul zou dan een soort ontnuchterde erfgenaam van de imperialist Rudyard Kipling zijn, als Trinidadiaan afkomstig van de onbeduidende periferie van het Britse wereldrijk.
Die kritiek is moeiteloos te adstrueren met voorbeelden. Uit An Area of Darkness (1964) en India: A Wounded Civilisation (1977) rijst inderdaad het beeld op van een beschaving die verpletterd ligt op het eigen verleden en lijdt onder een ernstige vorm van realiteitsverlies. A Million Mutinies Now geeft een hoopvoller beeld van het land, maar dan vooral omdat de nationale impotentie stuit op lokale, traditioneel georiënteerde protesten, die het centrum aantasten. De islamitische (bekeerde) wereld in Among the Believers (1981) en Beyond Belief (1998) blijkt een levensbeschouwelijk kaartenhuis, met landen die ‘een trein naar het verleden willen nemen’, zoals hij meewarig zei toen ik hem over dat laatste boek mocht interviewen. De neerslag van Naipauls Afrikaanse ervaringen is weliswaar vooral te vinden in zijn romans (In A Free State, 1971, A Bend in the River, 1979), maar reportages als ‘The Crocodiles of Yamoussoukro’ (opgenomen in The Overcrowded Barracoon, 1972, en The Writer and the World, 2002) schetsen een even intens deprimerend beeld van een continent dat wegzinkt in historische vergetelheid en onmacht, met een bevolking die geen mentale ankers heeft in de moderne wereld. Nog marginaler zijn ten slotte de ‘kunstmatige landjes’ in het Caribisch gebied waar hij zelf opgroeide: nutteloze stippen op de wereldkaart.
Daartegenover staat de moderne wereld, oftewel ‘onze universele beschaving’, zoals Naipaul die noemde in een gelijknamige toespraak voor het conservatieve Manhattan Institute (de tekst daarvan is ook te vinden in The Writer and the World). Hij waakt ervoor die exclusief ‘westers’ te noemen, maar de dichotomie is duidelijk: de beschaving van Amerika en Europa is de motor van de moderne wereld, ‘de rest’ sukkelt daarachteraan, vaak gefrustreerd, soms woedend, maar altijd volstrekt afhankelijk. Islamitische revolutionairen in Iran vervloeken de moderne wereld hartgrondig - maar dan wel versterkt per microfoon. ‘We haten jullie, omdat we een green card willen’, is volgens Naipaul de in wezen schizofrene houding van de derde wereld tegenover het ontwortelende en jaloersmakende moderne Westen.