een pleidooi houden voor een schrijversopleiding waarbij studenten de eerste drie jaar van de opleiding alleen gedichten van grote dichters als Shelley, Gorter en Shakespeare dienden over te schrijven.
Over zijn eigen schrijverschap ging het langzamerhand niet tot nauwelijks meer. Wel over zijn opvattingen over seksuele bevrijding, calvinistische benepenheid, vitaliteit en de schoonheid van de natuur. Wolkers werd in de pers de allure aangemeten van een vitalistische opa en profeet, hij werd een ster met een sterrenmening waar ik me altijd een beetje opgelaten bij voelde. Recent nog schreef Martin Bril in een column plechtig over hem: ‘Denken aan Jan Wolkers is denken aan het leven zelf’. Zo kan ie wel weer. En altijd maar weer die lofzangen op Wolkers pleidooien voor ‘bevrijding’ van benepenheid, van calvinistische onderdrukking en van geremde seksualiteit. Ik kreeg het er wel eens benauwd van, laat mij dan maar liever onbevrijd en geremd zijn, begon ik steeds vaker te denken. De potsierlijkste zin trof ik aan in De Standaard van een paar jaar geleden: ‘De schrijver Jan Wolkers is gek van vrouwen in al hun lichamelijkheid, maar ook van voetbal, kunst en cultuur.’ Wat zal hij daar over gelachen hebben.
Maar verdomme, wat schreef hij een mooie romans! Serpentina's petticoat (1961), Kort Amerikaans (1962), Gesponnen suiker (1963), Een roos van vlees (1963), De hond met de blauwe tong (1964), Terug naar Oegstgeest (1965). En kort daarop de andere boeken. Wat een uitbarsting van meesterwerken, waarvan ik Een roos van vlees de mooiste vond en nog steeds vind. Ik zette het op de literatuurlijst van mijn hbs-b examen (mocht gewoon) en ik heb het nooit vergeten (en nog onlangs herlezen). En dan Turks fruit. Tegenwoordig gaat het alleen nog over de zeer matige verfilming, waarin een soort banaal en schaamteloos vitalisme het overduidelijk wint van de wanhoop die in dit boek zo superieur is uitgebeeld. Wat een mooi boek is dat! Wat bezielde deze schrijver om in een zo razend tempo deze voortreffelijke boeken af te leveren? Ik vroeg en vraag het me natuurlijk al jaren af maar wil het tegelijkertijd helemaal niet weten. Het staat bovendien allemaal in die boeken zelf, de urgentie van deze verhalen en romans spat van de bladzijden af. Later bleef ik ook zijn andere romans lezen, maar de krankzinnige schoonheid en het wilde, ongepolijste verlangen van de eerste boeken is me toch altijd het meest bijgebleven. En nog later begon de schrijver Wolkers steeds meer te verdwijnen achter de figuur Wolkers via kleine en grotere ‘affaires’, waarin hij een rol speelde: politieke kwesties, weigering van prijzen, gedoe met jury's, scheldpartijen over collega-schrijvers. Dat speet me altijd, schrijf nou maar een godverlaten boek, dacht ik wel, dat kun je als geen ander en laat ze verder gewoon barsten. Laat ze je werk haten en liefhebben, liefst tegelijkertijd. Maar zo ging het dus niet.
Kees Fens en Hella Haasse schreven alweer een tijdje geleden de beste essays