De Revisor. Jaargang 34(2007)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Piet Gerbrandy Drie barstingen I Linke profeten delen matrassen met moeders de vrouwen in paars gebiesde pyjama's haar stalen ritsvoeten zoeven routes op rokken en keurige broeken. Op straat fluit 's nachts filister zijn onraad in tuin van wie meesleept kantoorkip minister van staat breekt zich hoofd over nachtbraak van vogels kleurrijke inbreuk op slaap. De dingen broeden plannen te verhuizen. De dieren zoeken klokken en kalenders. In zurige kelders verfietsen de mensen hun angstzweet. De goden gamen verslaafd aan grafische fata. En buiten de lintwormdorpen? De steden van neon? Strammen en kwieken ja krassen en vieven ponsen paden aan bloed aan wandel die bloed moet verjongen aan wandel met noordse harpoenen. Kapoenen verstoten het ei van zijn vederen troon. [pagina 31] [p. 31] II Klopt 's nachts verwilderd een vrouw aan wrijf haar droog bij je walmende kachel vraag haar naam niet zet haar thee bak knappende wafels van honing wikkel in linnen zing haar vijftonig in ijlslaap je wang naast hare. Dit is wat ze je dromen zal: Hegmus die onder je venster nachtegaal doet in december vlekkenkind in giftige hangmat paarden die zich op wadden verdrinken alken in bruingele smurrie hun snavels gesmolten. Hoe klipzoekend stuurman door nul deelt dynamiet onder borsten van oma die angst die ze vreest wil voor zijn schilfers in toetsbord die bloeien tot zonen met sikkels. Maskervalken op jacht naar beschermde knagers gebelgde vrijspraak voor prins die smeergeld verbraste neuzen van eredoctoren glimmend van ego. Ontwaakt zij 's middags uit haar wemelkoorts je brood en spek en koffie slaat ze af zij kleedt zich blozend in gedroogde rokken kust je naamloos en gaat op in mist. [pagina 32] [p. 32] III Struikelen mussen al weken van zinkdak trekt kruidtuin scheur om te drinken lopen loom rauwmelkse kazen uit joelen in zweetnacht jongen beschuimd blokkeert wal van verdrukking wat onweert beton bevriest in zijn molen kranen druppen machtloos na zout stolt op ruggen. Maar daar sleet moeder binnen met haar ingeteilde sneeuw! Zij doet ons blootshands poppen scheppen ballen kneden vlijt ons onder onderkoelde veren! Springbuizen spuiten wassend water. Waist beton bliksem vlijmt zich een bres en wie dronken verstommen op slag. Gestokte ouden hervatten kout en adem. Op rietdak hoor de merelkoning prijken met zijn lied! Brie vouwt zich in zich op. Tussen tijm en lavas kabbelt stuwmeer wij binden onze noren onder wij schaatsen terug. Vorige Volgende