instantie overdrachtelijk op te vatten, alsof de verteller iets freudiaans bedoelt, maar het kan niet letterlijk genoeg genomen worden. De verteller is inderdaad jarenlang de hartstochtelijke minnaar van zijn moeder geweest, althans dat vertelt hij aan een ‘jij’. Ergens halverwege het boek zegt hij: ‘Als ik jou eerder had leren kennen, was ik een ander mens geworden.’ Ja, ja, denk je; wil Van Maanen dat je dat van zijn verteller denkt; wil Van Maanen dat je over hem als spreker door de buis van zijn personage denkt? Ja, ja, dat zeg je nu wel, maar weet je nog wel waarom je nu een ander mens wil zijn? Waarom anders dan om je toehoorster, de jij van het verhaal, in je armen te krijgen?
De verteller is een sprekend doolhof. Iemand die elke afslag wantrouwt en zijn jij, zijn vertrouweling, de enige zegt hij die het verhaal te horen krijgt, van zijn wantrouwen deelgenoot maakt. Deze jij is in het boek een een generatie jongere vrouw, iemand die jong genoeg is om het leven te vertrouwen en vertellers te geloven, speciaal biechtelingen, en als lezer doe je of speel je alsof je die vrouw bent, de enige die dit te horen krijgt.
De betrokkenheid van een lezer bij een Van Maanen-vertelling is een heel speciale, unieke. Ik ken weinig schrijvers die mij zo als enige een bewustzijn intrekken. En tegelijkertijd is het alsof de verteller van Helse steen zijn vertrouweling wil behoeden voor iets, voor zichzelf wel te verstaan. ‘Vertrouw mij niet!’ lijkt hij te zeggen. ‘Zolang je nog zo goed van vertrouwen bent om mij te geloven, dat wil zeggen in mijn onschuld te geloven, in mijn oprechtheid, in mijn integriteit, zolang heb je mij niet begrepen.’
Ziehier de paradox, die niet alleen in Helse steen, waar al zo'n merkwaardige spanning in zit, voorkomt, maar in heel veel boeken van hem. De verteller heeft de onschuld en de vertrouwvolle ontvankelijkheid van de ander nodig om zijn verhaal te kunnen doen, maar met elke nieuwe, ongelofelijke wending van zijn verhaal voedt hij de achterdocht. Of beter: breekt hij het vertrouwen van de jij verder af. Geen wonder dat hij het laatste deel van zijn verhaal, de feitelijke moord op zijn minnares, zijn moeder, pas vertellen kan als die jij in slaap blijkt te zijn gevallen. En dit kan alleen maar, omdat het eigenlijke verhaal dat vertelt wordt de geschiedenis van het verlies van onschuld is. Het verhaal van het seksueel ontwakende kind, dat midden in de oorlog, na het verdwijnen van zijn vader, eerst de minnaar wordt van de minnares van zijn vader, een onderduikster, en daarna, wanneer zij is opgepakt, door zijn toedoen, maar zonder dat hij begreep wat hij uitrichtte, van zijn moeder. Het is het verhaal van een schuldbesef volgend op de gruwelijke ontdekking dat je in je onwetendheid iemand de dood in hebt gejaagd, je minnares nog wel, de minnares van je vader nog wel, de rivale van je moeder ten slotte. Het is een even groteske als zenuwslopende manier om de inwijding van een kind in de seksualiteit, het verlies van onschuld en het besef moreel schuldig te zijn, in een knoopachtige, strak aangetrokken handeling te krijgen. Het kwaad wordt in onschuld bedreven. Er bestaat bij Van Maanen zoiets als een koortsachtige onschuld, die een onherroepelijke fase in het opgroeiend bewustzijn lijkt te zijn. En terwijl hij boek na boek de transformatie van deze onschuld tot schuld, en tot het besef daarvan, en tot gerationaliseer om onder dat besef uit te komen, probeert te ontrafelen en in een verhaal te gieten, weet hij dat hij een kennis verspreidt die de onschuld die hij bij de toehoorder, de jij, vooronderstelt, en waar hij zelfs redding bij zoekt, zal
bederven. Als die al niet bedorven is door haar verlangen en ons lezend verlangen om naar zijn verhaal te luisteren. Misschien is het allemaal één grote parafrase van Genesis, van het paradijsverhaal. Die eerste poging om het begin van het kwaad en het besef van het aandeel van ieder mens daarin op de staart te trappen. Want dat is in elk boek van Van Maanen weer de kwestie, de schuld van de schuld kan niet aan een ander gegeven worden. Hoe je het verhaal van de val uit de onschuld ook vertelt, het is pas goed verteld als het