dekken. Hij nam, om zichzelf te overtuigen, een aantal proeven, zoals het schudden van de bol achter zijn rug, in bed, in het donker, afwisselend met de rechter- en linkerhand, om hem daarna plotseling tevoorschijn te halen en de beer te betrappen. De wetenschapper in hem was ontwaakt, hij noteerde zijn observaties nauwkeurig, van plan zijn ouders verslag uit te brengen zodra hij zijn onderzoek had voltooid. Niets wees erop dat hij het voorwerp van zijn studie ooit zou weggeven, tot op de dag dat er nieuwe gasten in het hotel arriveerden, een gezin met twee kinderen van wie het jongste, een meisje van Kramers leeftijd, haar verlamde linkerbeen in een ijzeren korf met zich meesleepte. Tragisch en intrigerend, aldus Kramer, maar het was niet daarom dat hij haar zijn favoriete bezit afstond. In zekere zin betreurde hij de toestand van zijn begunstigde, haar mismaking, omdat die zijn drang om weg te geven kon vertroebelen tot een blijk van
medelijden, een gevoel dat hij bij zichzelf niet kende en verafschuwde zodra hij het bij anderen opmerkte. Om iets weg te geven, vrijwillig afstand te doen van iets waardevols en voor de bezitter dierbaars, was een neutrale ontvanger nodig, zonder abnormaliteiten, die bereid was het aangebodene te aanvaarden, gevleid of verrast, zich er niet van bewust dat hij de onverwachte schenker een gevoel van triomf of tenminste bevrediging bezorgde, of dat nu voortkwam uit de zelfoverwinning die hij zou hebben behaald of uit een goed verborgen verlangen naar macht dat met de schenking zou zijn vervuld. Macht was misschien een te zwaar woord, het ging erom de ander aan zich te verplichten, zich onvergetelijk te maken, een gelukkige herinnering na te laten, ook al zou het voorwerp in kwestie naderhand verloren gaan, afgedankt worden, opgeruimd, doorgegeven aan een derde die het begeerde of verdiende.
Kramer verdiepte zich niet te zeer in oorzaken of achtergronden van zijn afwijking. Als ik ernaar vroeg maakte hij een gebaar, of stelde een tegenvraag: weet jij waarom je bent zoals je bent, doet zoals je doet of niet doet? Ik had daar geen antwoord op, gaf het althans niet. Zijn vrouw, want die had hij, een schoonheid, smeekte mij eens hem met rust te laten en geen doktertje te willen spelen, mijn belangstelling wond hem tot in zijn dromen op, ze was bang dat hij nog eens gek zou worden zoals hij tekeer kon gaan. Ik hield de opmerking voor me dat hij het al was en beloofde beterschap, in het midden latend voor wie. Of ik al wist, vroeg ze, dat hij als laatste schenking zijn gouden horloge had weggegeven aan de eerste de beste, een twijfelachtige collectant van een obscuur liefdadig genootschap die aan de deur kwam, zijn dierbaarste bezit, erfstuk van zijn vader. Ze snikte en schold alsof het om haar horloge en haar vader ging. Ik probeerde haar uit te leggen, al begreep ik er zelf niets van, dat het nu juist de persoonlijkste eigendommen waren die hij uitdeelde, alsof hij er genoegen in vond zichzelf op de proef te stellen, te