Laïs had al aangegeven dat ze iets donkers wilden hebben, iets met een duistere kant - en een refrein. Toen kwam bij mij het idee om met het oorspronkelijk gedicht in polemiek te gaan, of beter gezegd, met de conventionele topoi uit de Arabische liefdespoëzie. Behalve de eerste vier regels in mijn tekst, is er van een samenspel met het origineel weinig overgebleven.
Het was een droom die uitsluitsel bracht. Ik droomde van een lied dat zowel wijn als de dood bezong. Het zou onwaar zijn om te zeggen dat ik de tekst compleet gedroomd heb, het was meer de atmosfeer (wijnbeker, schedel), het kleurenpalet (rood en zwart); het moest een combinatie worden van vanitas en carpe diem. Een loflied op mateloosheid en op vrijheid van liefhebben, dat wil zeggen, de liefde afzweren. Mijn persoonlijke omstandigheden, die de lezer niets aangaan, hielpen ook.
Deze dualiteit moest door de tekst heen lopen, zowel expliciet als impliciet. Het refrein was niet moeilijk, omdat ik de regel over de dubbele tong van de accordeon al eerder heb gebruikt - en ik mag er wel aan toevoegen dat ik er altijd trots op ben geweest.
Tot mijn grote verbazing heeft Annelies Brosens, die grotendeels verantwoordelijk is voor de compositie, slechts twee kleine veranderingen aangebracht. Hoewel ik altijd ook met mijn oor schrijf, had ik gedacht dat bepaalde zinnen misschien problemen zouden opleveren - maar nee...
Terwijl ik dit schrijf heb ik het lied niet gehoord; gisteren heb ik Annelies kunnen verleiden om een stuk aan de telefoon voor mij te zingen. Zij zong het refrein, en haar hoge, zuivere stem contrasteerde mooi met de donkerte van de inhoud. Laat ik het maar eerlijk zeggen: ik voelde mij gevleid en ik voelde blosjes onder mijn huid vlammen. Ik was, ben trots.