De Revisor. Jaargang 33
(2006)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
[Origineel]At one time, I looked forward to the dance:
wandering back and forth in the quiet
heat of an August morning,
packing the car with cup cakes and lemonade,
boxes of plums or cherries, petits-fours,
nuts and spice cake, mousse and vol-au-vents.
At noon I would go upstairs
to wash and change
- Sunday best, a clean white shirt and tie -
while mother made her face
and fixed her hair.
It was something we did, every year,
in that backwater town,
abandoning our lawns and flower beds,
to meet the patients, out at Summerswood.
It seemed a privilege to be allowed
within those gates, and know we might return,
to see the meadows, striped with light and shade,
the silent lake, the fallen cedar trees.
We went there for the dance: a ritual
of touch and distance, webs of courtesy
and guesswork; shifts
from sunlight into shade;
and when the patients came downstairs
to join us, smiling, utterly polite,
in new-pressed clothes, like cousins twice-removed,
they had the look of people glimpsed in mirrors,
subtle as ghosts, yet real, with the vague
good-humour of the lost.
| |
[pagina 109]
| |
vertaling: Kees Klok
| |
[pagina 110]
| |
[Origineel]How we appeared to them I can only imagine:
too solid, perhaps, too easy with ourselves,
sure of our movements, blessed with a measured desire.
All afternoon we picnicked on the lawn
then danced in awkward couples to the hiss
of gramophones, as daylight turned to dusk;
a subtle exchange in the half-light; acts of grace:
townsfolk conferring the weight of a normal world,
homes in the suburbs, the brisk lives of men who can, who sleep,
the practised charm of women who believe,
who wake and forget what they dreamed, and go off to work,
and wish for nothing.
Beside the patients, we were lithe and calm:
we doled our charity and easy praise
and waited for the dancing to erase
the pain in the knot of the throat, the birdlike
angle of defeat against the spine.
We loved them for the way they witnessed us,
standing in twos and threes in the waning light,
made other by the rhythm of the dance,
the pull of a larger world, and that taste on the air
of birch-woods and streams: that knowledge of ourselves
as bodies clothed in brightness, moving apart
and coming together, cooling
slowly, as the lawns and rose-beds cooled,
heat seeping out from the skin and bleeding away,
the goldenrod turning to smoke
at the fence line.
Friendships began out there, to be resumed
year after year, the difficult months between
absolved by the summer light; and once
a love affair, of sorts: an awkward boy
| |
[pagina 111]
| |
[Vertaling]Hoe wij op hen overkwamen kan ik me alleen maar voorstellen:
te degelijk misschien, te veel op ons gemak,
zeker van onze bewegingen, gezegend met een gelijkmatig verlangen.
De hele middag zaten we te picknicken op het gras
en daarna dansten we in onbeholpen paren op het gekras
van grammofoons, terwijl het daglicht overging in schemering;
een subtiele woordenwisseling in het halflicht; verlening van gunsten:
stadslui die het gewicht meebrengen van een normale wereld,
huizen in de buitenwijken, het energieke bestaan van mannen die kunnen, die slapen,
de bestudeerde charme van vrouwen die ergens in geloven,
die bij het ontwaken vergeten wat ze droomden, naar hun werk gaan
en niets te wensen hebben.
Bij de patiënten waren wij soepel en bedaard:
we deelden onze aalmoezen uit en goedkope lof
en wachtten tot het dansen de pijn uitwiste
van de brok in de keel, de vogelachtige
houding van verworpenheid die drukt tegen de ruggengraat.
We hielden van hen om de manier waarop ze ons bekeken,
zoals we met z'n tweeën en drieën in het afnemende licht stonden,
veranderd door het ritme van de dans,
de aantrekkingskracht van een grotere wereld en die zweem van berkenbossen
en beken in de lucht: dat besef van onszelf
als lichamen gekleed in helderheid, die uit elkaar bewegen,
weer bijeenkomen en langzaam
afkoelen, zoals de grasvelden en rozenperken afkoelden,
warmte die uit de huid sijpelt en verbloedt,
terwijl de guldenroede langs het hek
opgaat in rook.
Daarginds ontstonden vriendschappen, die jaar na jaar
weer werden opgevat, de moeilijke maanden ertussenin
door het zomerlicht geabsolveerd; en ooit
een soort van liefdesgeschiedenis: een onhandige jongen
| |
[pagina 112]
| |
[Origineel]finding a girl, and leading her, mock-unwilling
into the lighted circle of the dance, to venture steps
that felt like steps on ice, the floorboards
creaking, and thin as paper.
They danced less than an hour, then she was gone,
and when he went back, next morning, the nurses
turned him away.
I think of her every day, I dream her skin,
and for years I have driven out, in the August heat,
alone now, with Mother gone, and my contributions
store-bought: jars of pickles; cling-wrapped bread.
I stand by myself, excused from the solid ring
of bodies and, for minutes at a time,
I see it all from somewhere far above,
some landing in the house, some upper room:
it makes me think of pictures I have seen
of dancers - wisps of movement on a lawn
at sunset: faces muffled, bodies twined;
the figures so close to the darkness, they might be
apparitions, venturing on form,
pinewoods above the lake, a suggestion of watchers,
a gap between night and day, between light and shade,
and faces melting, one into the next
as if they were all one flesh, in a single dream,
and nothing to make them true, but space, and time.
From: The Asylum Dance. Londen 2000 | |
[pagina 113]
| |
[Vertaling]die een meisje ontdekt, haar quasi onwillig
de verlichte kring van de dans binnenleidt om passen
te wagen die, terwijl de vloerplanken kraakten,
aanvoelden als stappen op ijs, dun als papier.
Ze dansten minder dan een uur, daarna was ze verdwenen,
en toen hij de volgende morgen terugging, stuurden
de verpleegsters hem weg.
Ik denk iedere dag aan haar, ik droom haar huid,
en jarenlang ben ik er in de augustuswarmte heen gereden,
alleen nu, na moeders dood, met mijn bijdragen
uit de winkel: potten augurken, in versfolie verpakt brood.
Ik sta in m'n eentje, verontschuldigd buiten de hechte kring
van lichamen en minuten achtereen
zie ik het allemaal aan van ergens ver uit de hoogte,
een of andere overloop in het huis, een bovenkamer:
het doet me denken aan foto's die ik heb gezien
van dansers - nietige bewegingen op een grasveld
bij zonsondergang: bedekte gezichten, lichamen verstrengeld;
de gedaantes zo dicht bij de duisternis dat het verschijningen
konden zijn, die zich voordoen als gestalte,
dennenbossen boven het meer, een indruk van wakers,
een leemte tussen nacht en dag, tussen licht en schaduw,
en gezichten die opeenvolgend in elkaar verdwijnen,
als waren ze allen één lichaam, in een enkele droom,
terwijl niets ze waarachtig kan maken, behalve ruimte en tijd.
Uit The Asylum Dance. Londen 2000 | |
[pagina 114]
| |
Settlements‘God answers our prayers by refusing them.’ | |
I A place by the sea[Origineel]Because what we think of as home
is a hazard to others
our shorelines edged with rocks and shallow
sandbanks
reefs
where navigation fails
we mark the harbour out
with lights and noise:
flickers of green and scarlet in the dark
the long moan of a foghorn
when the daylight
thickens and stills
and even when we speak of other things
our prayers include all ships
all those at sea
navigators pilots lobster-crews
the man who is yanked overboard
on a line of creels
whole families of boys and quiet fathers
lost in a sudden squall
a mile from land.
| |
[pagina 115]
| |
nederzettingen‘God beantwoordt onze gebeden door ze af te wijzen.’ | |
I Een plaats aan zee[Vertaling]Omdat wat wij voor thuis houden
een risico voor anderen vormt
onze kustlijnen omzoomd door rotsen
en ondiepe zandbanken
riffen
waar stuurmanskunst tekortschiet
bakenen we de haven af
met lichten en lawaai:
groene en hoogrode lichtflitsen in het donker
het langgerekt gejammer van een misthoorn
als het daglicht
zich verdikt en verstilt
en zelfs als we het over andere zaken hebben
omvatten onze gebeden alle schepen
al diegenen op zee
zeelieden loodsen kreeftenvissers
de man die overboord is getrokken
door een sliert visfuiken
hele gezinnen van jongens en bedaarde vaders
omgekomen in een onverhoedse windstoot
een mijl uit de kust.
| |
[pagina 116]
| |
[Origineel]It's not that we surrender to our fear
or trust in nothing
it's just that the darkness
opens
on mornings like this
filling with distance and starlight for mile after mile
when we wake to the taste of milk
and the scent of coal
in rooms bequeathed to us by merchantmen
who stocked the roof with powders
sacks of grain
spicetree and crumbs of saffron
it's not that we are lost
or far from home
it's just that the world
seems strange
on nights like this
when we lie with the ghosts of ourselves
- these habitual flavours:
aloe and eau-de-cologne
and the ribbon of sweetness
that stays on my hands for hours
when I turn
to sleep
| |
[pagina 117]
| |
[Vertaling]Het is niet dat we toegeven aan onze angst
of nergens op vertrouwen
het is gewoon dat de duisternis
zich opent
op ochtenden zoals deze
en zich vult met afstand en sterrenlicht, mijl na mijl
als we wakker worden bij de smaak van melk
en de lucht van kolen
in kamers die ons zijn nagelaten door kooplieden
die de zolder volstouwden met poeders
zakken graan
nootmuskaatboom en kruimels saffraan
het is niet dat we verdwaald zijn
of ver van huis
het is gewoon dat de wereld
vreemd lijkt
op avonden als deze
als we naar bed gaan met onze eigen geesten
- die gewone geuren:
aloë en eau-de-cologne
en de flarden zoet aroma
die nog uren om mijn handen hangen
als ik mij omdraai
om in te slapen
| |
[pagina 118]
| |
II Fisherfolk at newhavenafter Hill and Adamson | |
[Origineel]Mending their nets
or standing in their dim
smoke houses
hearing the water
slap against the wood-face of the dock
and thinking of nights at sea
of a spilt
quiver of brindled fish
on the slur of the deck
of calling back and forth through lanternlight
for uncles and second cousins
to come and look:
the fruits of the ocean
tarred with a difficult blue
as they haul them in
siren faces poised
as if to speak
but silent
like the wives they leave behind
for weeks and months
beguiled by the wounded skins
they bring from the dark
the slatted crates
| |
[pagina 119]
| |
II Visserslui in newhavennaar Hill en Adamson | |
[Vertaling]Ze boeten hun netten
of staan in hun schemerige
rokerijen
terwijl ze het water
horen klotsen tegen het beschot van de haven
en denken aan nachten op zee
aan een verspilde
klodder bruingestreepte vis
op het besmeurde dek
aan het heen en weer geroep door lantaarnlicht
naar ooms en achterneven
om te komen kijken:
de vruchten van de oceaan
onder een moeilijk te bepalen blauw
als ze binnenboord worden gehaald
sirenengezichten
op het punt van spreken
maar zwijgend
zoals de vrouwen die zij weken-
en maandenlang achterlaten
verleid door de verwonde huiden
die ze meebrengen uit het donker
de kisten van latwerk
| |
[pagina 120]
| |
[Origineel]dripping with salt and copper
and the pale
shimmer of phosphorescence
like the chill
that grows between their hands
on chapel days.
| |
III WellThere's more to it than I thought -
more than the house, or our stilled bed
when no one is here,
the book you have left face down
on the kitchen table,
the tangle of hair in the brush, the litter of clothes
- there's more to the making of home
than I ever expected:
a process of excavation, of finding
something in myself to set against
the chill of the other,
the echo you do not hear, when I stop to listen,
the stranger who wakes in the dark from a fetid dream
of ditches and milt;
and how we go on digging when it seems
there's nothing else to find - or nothing more
than ghosts and unanswered prayers -
is part of it, though not the better part
we hoped for: it's the old need
keeps us strong.
| |
[pagina 121]
| |
[Vertaling]die druipen van zand en koper
en de bleke
fosforescerende glans
zoals de kou
die op kerkdagen
in hun handen kruipt.
| |
III BronHet heeft meer om het lijf dan ik dacht -
meer dan het huis of ons tot rust gekomen bed
als hier niemand is,
het boek dat je ondersteboven hebt laten liggen
op de keukentafel,
de kluwen haar in de borstel, de kleren overal verspreid
- een huishouden opzetten heeft meer om het lijf
dan ik ooit had verwacht:
een proces van opgraven, van iets in mezelf
vinden om tegenover
de kilheid van de ander te stellen,
de echo die je niet hoort, als ik stilsta om te luisteren,
de vreemdeling die in het donker ontwaakt uit een walmende droom
over sloten en hom;
en hoe we doorgaan met graven wanneer er niets anders
meer te vinden lijkt - of niets meer
dan geesten en onbeantwoorde gebeden -
is er deel van, al is het niet het betere deel
waarop we hoopten: het is de oude behoefte
die ons sterk houdt.
| |
[pagina 122]
| |
[Origineel]So when I turn to say, at times like this,
that something else is with us all along
I'm thinking of that woman in the town
who told me how she worked all afternoon,
she and her husband digging in the heat, bees
drifting back and forth through currant stands,
the sound of their breathing
meshed with the weave and spin
of swallows:
how, after an hour, they struck on an unexpected
flagstone of granite
and lifted the lid on a coal-black
circle of fresh spring water under the stone,
leaning in hard for the earth-smell of last year's fruit
then sweetness, surprising as rain, or bittern-calls,
rising like a slow, unfurling shoot
of asphodel.
It's what I think of now
as home: that wellspring
deep beneath the house
they tasted for an hour, then put away,
sliding the cover back, and coming in
to all they knew, immersed in the quiet purr
of radio, those voices from the air
bleeding in through swallow-songs and bees
to make them plausible again, though they had touched
what turns to black; the sifted heart of matter.
| |
[pagina 123]
| |
[Vertaling]Dus als ik mij in tijden als deze omdraai
om te zeggen dat iets anders almaar tussen ons is,
dan denk ik aan die vrouw in de stad
die me vertelde hoe ze de hele middag had gewerkt,
zij en haar man gravend in de hitte, met bijen
die door krentenstalletjes af en aan zweefden
terwijl het geluid van hun ademhaling
zich verstrengelde met het zwenken en draaien
van zwaluwen:
hoe zij na een uur onverwacht stuitten op een
granieten plaat
en het deksel oplichtten boven een pikzwarte
kring zoet bronwater onder de steen,
ze leunden diep voorover naar de grondlucht van vorig jaars fruit,
waarna een zoete geur, verrassend als regen, of roerdomgeroep,
opsteeg als een langzaam uitbottende loot
van een daffodil.
Het is wat ik nu voor
thuis houd: die waterbron
diep onder het huis
die zij een uur lang proefden en daarna wegstopten
door het deksel terug te schuiven, en weer deelnemend
aan alles wat zij kenden, dompelden zij zich onder in het kalme gebrom
van een radio, die stemmen uit de lucht
die binnensijpelen tussen zwaluwzang en bijen,
om zich weer geloofwaardig te maken, al hadden ze aan datgene geraakt
dat zich richt op zwart; de uitgeplozen kern van de zaak.
| |
[pagina 124]
| |
IV What we know of houses[Origineel]Sunday
We are driving to the woods
to find the hidden origin of rain:
a shallow basin carved into the rock
where Pictish chiefs assembled with their kin
to reinvent the world
- or so we say -
though no one knows for sure who gathered here
or why.
I like to think of them
on days like this
perched on a shelf of rock beneath the trees
watching their children
thinking of their stock
then stepping out
to sacrifice
or blessing
as we have stood together in the shade
made awkward by the quiet of the place
a darkness that continues while the sun
brightens the fields
and gardens fill with fight
in market towns or tidy golfhotels
above the sea.
| |
[pagina 125]
| |
IV Wat we over huizen weten[Vertaling]Zondag
We rijden naar de bossen
op zoek naar de verborgen oorsprong van regen:
een ondiep bekken uitgehakt in de rots
waar Pictische stamhoofden met hun verwanten bijeenkwamen
om de wereld opnieuw uit te vinden
- althans dat beweren we -
hoewel niemand zeker weet wie zich hier verzamelden
of waarom.
Ik houd ervan op dagen als deze
aan hen te denken
terwijl ze op een rotspunt onder de bomen zitten
en hun kinderen gadeslaan
aan hun vee denken
en dan tevoorschijn komen
voor een offer
of zegening
zoals we samen in de schaduw hebben gestaan
ongemakkelijk geworden door de stilte van de plek
een duisternis die voortduurt terwijl de zon
glans geeft aan de akkers
en tuinen zich vullen met licht
in marktplaatsen of bij nietige golfhotels
verheven boven zee.
| |
[pagina 126]
| |
[Origineel]Though nothing here is sacred
- not to us -
even the pool of water stopped with leaves
the carvings in the rock
the standing stone
are set apart
and nothing we can touch or say will bring us
closer to the spirit of the place.
Our holy ground is barely recognised:
unverified
an atmospheric trick
a common miracle that finds us out
alone in attic rooms
as spring begins:
a rhythm in the light
a line of song
the sudden taste of grass
high in the roof
wind through the gaps in the beams
the rafters spiced
with cumin
and the aftertaste of nets
and all along the roads
where dry-stone walls
have toppled
and the steady gorse digs in
embers of perfume, sealed in a crown of thorns:
| |
[pagina 127]
| |
[Vertaling]Hoewel niets hier heilig is
- niet voor ons -
worden zelfs de waterplas vol bladeren
de inscripties in de rots
de rechtopstaande steen
afgezonderd
en is er niets dat we kunnen aanraken of zeggen
dat ons dichter bij het wezen van deze plek brengen zal.
Onze heilige grond wordt nauwelijks erkend:
onbevestigd
een atmosferische truc
een alledaags wonder dat ons betrapt
eenzaam op zolderkamers
wanneer het voorjaar begint:
een ritme in het licht
een liedregel
de plotselinge smaak van gras
hoog onder het dak
wind door de kieren in de balken
de spanten gekruid
met komijn
en de nasmaak van netten
en overal langs de wegen
waar muurtjes van losse steen
zijn omgevallen
en de onwrikbare gaspeldoorn zich ingraaft
geurende sintels, verzegeld in een doornenkroon:
| |
[pagina 128]
| |
unseasonable stubborn everyday
- it's bright as the notion of home:
not something held
or given
but the painful gravity
that comes of being settled on the earth
redeemable inventive inexact
and capable of holding what we love
in common
making good
with work and celebration
charged
to go out unprepared into the world
and take our place for granted
every time
we drive back through the slowly dimming fields
to quiet rooms
and prayers that stay unanswered.
| |
[pagina 129]
| |
[Vertaling]buitenseizoens hardnekkig dagelijks
- lumineus als het idee van thuis:
niet iets dat behouden wordt
of weggegeven
maar de pijnlijke ernst
die voortkomt uit het gevestigd zijn op aarde
afkoopbaar vindingrijk onnauwkeurig
en in staat te behouden wat we gezamenlijk
liefhebben
goed te maken
door werk en viering
belast
met onvoorbereid de wereld in te moeten
en onze positie te nemen voor wat hij is
iedere keer
als we terugrijden tussen de langzaam donker wordende akkers
naar stille kamers
en gebeden die onbeantwoord blijven.
|
|