ongeduld achter de deur en er werd aan de klink gerammeld. Heer wees mij genadig! Ik hoorde in de verte de stem van mijn moeder.
Ik kneep mijn handen stuk maar de ontlasting wilde niet wijken. Ik perste het laatste vocht uit de druiven. Toen het te lang duurde maakte mijn vrouw de deur open en omdat ik daar in alle schaamte naakt stond sloot ze hem en veegde mijn billen af. ‘Ik weet dat je het vernederend vindt, je zult mij erom haten, maar het kan niet anders.’ Ik zoende haar in het toilet, ik had tranen in mijn ogen.
Tranen in mijn ogen: een fysiologische reactie die op een emotie duidt, maar ik was bij lange na niet in staat mijn emoties van elkaar te onderscheiden. Waarom huilde ik nou?
Die middag mocht ik geen bezoek meer.
Ik wilde op mijn linkerzij liggen, dan weer op mijn rechter, het bloed vloeide als stroop door mijn aderen. Wat ik ook probeerde, ik kon niet aan dit vadsige gevoel ontkomen. Ik moest het accepteren dat de wilsmomenten niet gevolgd werden door lichamelijke reacties. Ik lag op mijn rug. Ik moet niets willen, hield ik mezelf voor.
Ik begon de buitenwereld van patiënten te herkennen. Zo was juffrouw Klaasen steeds haar haarborstel kwijt. Ze had hem op de badkamer achtergelaten, of vergeten bij het lopen in het looprek. Ze zocht hem altijd in haar tas - haar grabbelton. Ze vond hem uiteindelijk onder haar kussen in bed.
Het wilscentrum is niet aangetast.
In mijn lichaam vindt een bombardement plaats van duizenden nucleaire wilsmomenten; talloze stroomstootjes die afketsen op een muur van onverschilligheid. Mijn neiging om op rechts te gaan liggen brengt transpiratie over heel het lichaam, ik voel het tussen mijn liezen schrijnen. Later zal de verpleegster mijn liezen insmeren met zinkzalf en me poederen alsof ik een baby ben.
Ik pakte het glas water, aangelengd met meel vanwege mijn problemen met slikken, van het nachtkastje: rechterarm strekken, dan de grijphand om de ronding van het hele glas, de vingers klikken vast, dan het glas opheffen, in zwevende toestand naar de mond brengen, vlak voor aankomst het polsgewricht aansturen zodat een hoek van dertig graden wordt gevormd waardoor het glas kan kantelen. Op al deze onderdelen is revalidatie nodig.
‘Zullen we eens nalopen welke gevolgen u ondervindt van het herseninfarct?’ De dokter was op bed komen zitten, hij zweeg even. ‘U moet er rekening mee houden dat het infarct uw leven grondig zal veranderen, waarschijnlijk zijn bepaalde delen van uw hersenen ernstig en onherstelbaar aangetast. Welke gebieden dat zijn moeten we samen de komende weken nagaan. Kunt u me zeggen waar u zich nu bevindt, dat u in bed ligt is al bekend hoor, maar in welk gebouw?’ ‘In een barak,’ riep ik, ‘maar mijn straf weet ik nog