Reinjan Mulder
Een concert zonder applaus
In de omgeving waarin ik literair ben grootgebracht was de belangrijkste rechtvaardiging voor de literaire kritiek dat er zonder deze kritiek geen levende literatuur denkbaar was.
Dat is nogal wat. Maar ik ben het er in mijn hart nog altijd mee eens.
Niet dat er zonder kritiek geen literatuur kan bestaan. Maar dat is dan een armoedig soort literatuur. Een soort lezers-samizdat, waarin de liefhebbers elkaar heimelijk hun leestips moeten doorgeven: dát moet je lezen, en dát is erg goed. En dan is het maar afwachten of dat boek nog ergens te krijgen is.
Een concert zonder applaus.
Aan de andere kant zou er zonder critici waarschijnlijk ook nog wel een sterk commercieel georganiseerde boekenmarkt kunnen gedijen, waarop adverterende en stuntende uitgevers samen met goed gesitueerde boekhandels in marketingtermen hun laatste producten onder de aandacht proberen te brengen.
Maar dat klinkt weer te veel als een applaus zonder concert.
Wie moet die twee circuits nog bij elkaar brengen, de lezers in hun luie stoelen en de boekverkopers, het concert en het applaus, als de dames en heren van de kritiek dat niet doen?
Wat de literatuurkritiek aan de literatuur bijdraagt, is in het ideale geval een georganiseerd en controleerbaar debat, waarin informatie wordt doorgegeven, en waarin tegelijk de literaire cultuur in de breedst mogelijke zin wordt onderhouden. De criticus vraagt zich gewetensvol af: Wat is er aan interessante boeken verschenen, waar gaan die over, en waar gaat het deze auteur om? En daarna: Wat doet de schrijver in zijn boek, wat doet hij bewust of onbewust met zijn lezers, en wat vind ik daarvan? Houd ik ervan? En waarom? De kritiek stimuleert en schift de opvattingen van gedreven en getrainde boekenlezers over het boekenaanbod, en biedt zo het noodzakelijke tegenwicht tegen de commerciële markt.
Ik weet inmiddels dat niet iedereen daar zo over denkt. Er is bijvoorbeeld ook een stroming, die ik nu maar de autonome stroming noem, die vindt dat de kritiek zich niets van het koop- en leesgedrag van de krantenlezer moet aantrekken. Kritiek zou in deze visie vooral een intrinsieke waarde hebben, die geen boodschap heeft aan mogelijke effecten.
En daarnaast is er nog een stroming die vindt dat het hele Nederlandse boekenaanbod eigenlijk niet zoveel voorstelt. De grotemensenwereld-stroming. In die visie moeten literaire redacties zich veel meer op buitenlandse publicaties richten en zich niets gelegen laten liggen aan de Nederlandse lezer en zijn markt.
Deze laatste twee stromingen hebben de afgelopen tien jaar in de literatuurkritiek naar mijn idee iets te veel de overhand gehad, en daarmee hebben ze in ieder geval de literatuur niet veel goed gedaan, en misschien ook wel niet de literatuurkritiek.
Zo herinner ik me dat er in de tijd dat ik op de kunstredactie van nrc Handelsblad werkte altijd goed werd opgelet of onze recensies wel voor minstens de helft over Nederlandse auteurs gingen: dan was