op vreemd terrein begeeft en dat hij de raadsels die hem onder ogen komen oplost met inzet van eigen fantasie en vernuft. De korteverhalenschrijver wil geen gids zijn in een autobus vol bewonderende lezers, hij verlangt geen volgzaamheid of adoratie, hij is op zoek naar Zijn Ideale Lezer, die het met zo min mogelijk woorden kan stellen, die feilloos aanvoelt wat hij allemaal heeft verzwegen.
De romanschrijver is een hartelijke kletsmajoor, een breedsprakige vader. De romanschrijfster een warme, zich over al haar kneusjes even liefderijk ontfermende, gezellig babbelende moeder.
De korteverhalenschrijver is een nurkse zwijger voor het grootste deel van de tijd. Hij is een vrek met woorden. Hij wenst in het diepst van zijn gedachten dat één woord genoeg zou zijn. Hij drukt zich dan ook niet schrijvend uit, maar schrappend, schrappend en nog meer schrappend. Hij grijpt te hoog, hij wil het Ongezegde laten klinken. Dat hem dit niet zal lukken begrijpt hij, maar het zal hem niet weerhouden. Hij rekent op zijn ideale lezer, die alles wat hij niet gezegd heeft wel kan horen, ook kan zien, zelfs begrijpen. Eén zo'n lezer zou hem al genoeg zijn. Meer zit er trouwens niet in, want waarschijnlijk neemt de korteverhalenschrijver met geen andere lezer genoegen dan met zijn eigen andere helft.
De korteverhalenschrijver zit als een schaker achter zijn bord en speelt met en tegen zichzelf. Hij verzint een duivelse opening, verwisselt van plaats en doet met zwart een geniale zet, waarna hij met wit weer het antwoord hierop zal geven, enzovoorts en zo verder. Stelt hij zich nu voor dat hij zelf zijn Ideale Allesbegrijpende Lezer is, of zijn eigen grootste vijand of zijn imaginaire allerliefste, of doodgewoon zijn andere helft? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zou men in het hoofd van een ander niet alleen moeten kunnen kijken, maar daarin ook kunnen goochelen en huishouden. Een normale schrijver doet niet anders en de korteverhalenschrijver doet het ook: alsof zijn leven ervan afhangt.
Behalve schrijver van korte verhalen, ben ik dus ook lezer van korte verhalen. De keuze voor het genre maakte ik al in een vroeg stadium, toen ik nog uitsluitend lezer was en mij nog lang geen schrijver waande.
Nu alweer meer dan een halve eeuw geleden las ik kort na elkaar Tolstojs Oorlog en Vrede en daarna De Memoires uit het souterrain van Dostojevski, dat door sommigen wel een roman wordt genoemd, maar dat in mijn ogen een Novelle is, dus behorend tot het genre Kort Verhaal.
De ‘Mijmeringen uit het ondergrondse’, zoals de titel van de meest recente vertaling in het Nederlands luidt van Dostojevski's kleine meesterwerk, omvat nog geen tachtig bladzijden. Maar meer heb je niet nodig. Ik ondervond als jonge lezer de val in de afgrond, vergezeld door de ervaring dat ik misschien toch nog net op tijd had leren vliegen. In mijn luie brein, een tot dan toe pikdonkere ruimte, ging plotseling het licht aan.