het met al dat enthousiasme over euthanasie in de toekomst nog wel mogelijk, nog wel toegestaan, om oud te worden? Of zal ik over pakweg dertig jaar over mijn leeftijd moeten liegen? Niet uit koketterie, maar uit lijfsbehoud. Emotie, plot, observatie, of een vraag zoals in ‘Bericht uit de bezemkast’, wat het uitgangspunt ook is, ik weet voor ik met schijven begin zeker dat het een verhaal wordt en niet een novelle of een roman. Daar heb ik me nog nooit in vergist.
Vaak stoelt een kort verhaal - ook al zijn er, zoals ik zo-even heb uitgelegd, meerdere lijnen - op één idee. Neem ‘Take me to the bullfight’ verlegen, gescheiden vrouw ziet er als een berg tegenop om alleen met vakantie te gaan. 1. Ze bindt een kussen voor, zodat ze hoogzwanger lijkt en hoopt met alle egards behandeld te worden. 2. Aldus geschiedde: oudere heren zeulen op het vliegveld van Faro met haar koffers; jonge mannen bejegenen haar hoffelijk, precies zoals ze gehoopt had, niet hijgerig. 3. Maar hoogzwanger van haar kussen, wordt ze verliefd op een Deense motorrijder. 4. Ze wil met hem naar bed, maar hoe moet dat nu met zo'n kapokken buik? De crisis wordt nog groter als ze beseft dat hij juist verliefd is geworden op een zwangere vrouw, op een aanstaande moeder. 5. Hoe raakt ze die buik kwijt, zonder hem kwijt te raken?
Eén uitgangspunt en vijf plotwendingen, ik geef toe, het is op de rand. Dit had misschien ook een novelle kunnen worden. Maar waarom de verliefdheid van de vrouw op een Deen in een leren motorpak in twintig pagina's beschrijven als het ook in twee kan? Hier komt de aap uit de mouw. Misschien ben ik domweg bang om de lezer te vervelen. Ik vind bijna alle romans te lang. Ik denk bij een boek van meer dan driehonderd pagina's algauw, honderd eruit en het was een veel sterker boek geweest.
Als toeschouwer bij een toneelvoorstelling heb ik zeker een kwartier, twintig minuten, nodig om te wennen. Te wennen, alleen al aan het feit dat ik me in een donkere zaal bevind, te midden van wildvreemden naar mensen kijk van wie ik nog niets afweet. Kom maar op, denk ik, maak me maar duidelijk waarom ik moet blijven kijken. Wat in theater geldt, geldt ook voor het lezen van een roman. Meestal duurt het even voor we ons eraan overgeven, maar die tijd, die bladzijden die nodig zijn om ons te laten verleiden gunnen we onszelf.
Bij een kort verhaal heb ik - als schrijver - dat geduld niet. Er moet, al meteen op de eerste bladzijde, iets gebeuren waardoor de lezer niet doorbladert naar een volgend verhaal. Iedere schrijver zal zeggen: dat doe ik met de taal, ik pak ze met woorden in, kijk maar, hier, in mijn eerste alinea, in de eerste zin. Allemaal waar, maar we bedienen ons van zoveel andere listen: we creëren suspense, lopen vooruit op een merkwaardige wending, laten een voorafschaduwing zien van een dreiging, zorgen ervoor dat er sprake is van een specifieke tijdsdruk waardoor de verteller haast heeft, want over tien minuten vertrekt de boot, sluit het café, is het bezoekuur afgelopen.
Ik zet vrijwel altijd een geheim uit. Iets waardoor de lezer op de eerste pagina's meteen