schrift. In een nadere hoek stond een grote zwarte doos, zonder opening. Op het bordje stond: ‘De toekomst van de wetenschap’.
In de volgende zaal waren verschillende houten en gietijzeren modellen tentoongesteld van vliegmachines met grote, wapperende vleermuisvleugels van leer, een voertuig in de vorm van een appelboor dat was ontworpen voor reizen naar het middelpunt van de aarde, een interstellaire zeppelin, duikboten met drie masten, fok en grootzeil, een rijkelijk gedecoreerde koets met rupsbanden voor vervoer op de maan, en een zeilschip dat was ontworpen voor zonnewind. Deze zaal herbergde de collectie die was gewijd aan het verleden van de toekomst. Vervolgens betrad ik een zaal die gevuld was met boeken waarvan de pagina's op ruwe wijze uit de band waren gescheurd. De titels op de band verraadden welke inhoud zij ooit hadden bevat. Het waren de grote verhalen over een betere wereld, toekomstvisies, heilsleren, sociale plannen voor uitbanning van de armoede, heldenverhalen voor een rijzende en moedig voorwaarts marcherende mensheid die de toekomst vol vertrouwen in de ogen keek. Ergens in de gangen beneden hoorde ik hoe iemand zijn neus ophaalde en een fluim op de grond spuwde. Het museum zou bijna sluiten. Ik haastte mij naar de laatste zaal. Op de trap klonken voetstappen.
De laatste zaal was geheel en al leeg. Zelfs het behang was van de muren gehaald. Een groot raam bood uitzicht op de rotonde aan de achterzijde van het museum. ‘Het is tijd. We gaan sluiten.’ De suppoost stond naast mij. ‘Waarom is deze laatste zaal leeg?’ vroeg ik. ‘Wat is er gebeurd met de collectie?’ ‘Voor vijf kronen zal ik u dat vertellen.’ Ik gaf hem het geld.
‘Vroeger was dit een glorieus en rijk museum, de trots van de stad. We hadden honderden bezoekers per dag. Maar naarmate de tijd voortschreed, was er steeds minder toekomst over om tentoon te stellen. De toekomst begon op te raken. Onze collectie begon steeds schraler te worden. Bovendien kregen we de tijdgeest tegen. Mensen zijn tegenwoordig niet meer zo geïnteresseerd in de toekomst. De bezoekers blijven weg. Overheden investeren niet meer in de toekomst, omdat de waan van de dag al veel te veel geld kost. We kunnen het gebouw niet meer onderhouden. De toekomst is hopeloos uit de mode geraakt. Mensen geloven er niet meer in. Zij zien toekomst als een klein en angstig streven om rimpelloos, zonder financiële problemen, voor de wind te zeilen naar vergetelheid. Voor de mensen van nu is het ware leven een levenslang compromis dat zij sluiten met het doel zo min mogelijk te hoeven proeven van het ware leven. Toekomst is een vervlogen jongensdroom.’ Hij haalde zijn neus op en spuwde een bruine fluim op de vloer. Hij veegde zijn neus af aan zijn mouw en legde zijn arm om mijn schouder. ‘Deze laatste zaal,’ zei hij, ‘is gewijd aan de toekomst van het museum. Vertel mij wat u ziet. Heb medelijden met een oude, blinde man.’
Ik kreeg medelijden met deze oude, blinde man. In dit museum scharrelde hij zijn kronen en zijn waardigheid bij elkaar. Als dit museum voorgoed zou sluiten, zou er voor hem