‘Mijn vader wordt zestig,’ zei ik tegen de fietsenmaker. ‘Het is zijn hart. Hij kan eigenlijk niet meer fietsen van het hoesten, maar hij is nu eenmaal intelligent.’
‘Ik weet precies wat u zoekt en ik heb het in huis. Komt u maar mee.’ Ik liep achter hem aan, diep de zaak in.
‘Dit is een rijwiel met hulpmotor,’ zei hij. Hij liet mij een stevige fiets zien met een motortje ter hoogte van het achterwiel.
‘Dit is nog te veel een fiets. Als ik hem deze geef, zet hij de motor niet aan, maar blijft hij trappen. Ik zoek een fiets die vooruitgaat zonder te trappen, maar toch geen brommer is.’
‘Had dat meteen gezegd!’ De fietsenmaker liep verder zijn zaak in en toonde een zware, zwarte fiets waarop de hulpmotor vlak voor het stuur bevestigd was.
‘Uw vader hoeft alleen de motor te starten en daar gaat ie. Hij kán niet eens trappen.’
Ik vroeg hoeveel deze fiets kostte. Hij noemde een bedrag. Ik had een paar dagen eerder het bedrag van de spaarloonregeling overgemaakt naar mijn postgirorekening. Dat was te laag, maar als ik de rest van de maand zuinig zou leven, kon ik de fiets kopen.
Ik haalde mijn bankpasje door de pinautomaat en drukte met een trots gevoel op de ‘ja’- toets toen het bedrag verscheen. De kassa begon te rinkelen en op het schermpje van de pinautomaat verscheen het bericht ‘U heeft betaald’.
‘U heeft betaald!’ schalde het door mijn hoofd. De fietsenmaker was zo vriendelijk om het benzinetankje ‘op kosten van de zaak’ te vullen. Hij startte de motor voor mij, zodat ik de werking aan mijn vader uit zou kunnen leggen en gaf mij nog een instructieboekje mee.
‘Ik hoop dat uw vader er veel plezier van heeft!’
Dat hoopte ik ook. Zo'n groot cadeau had ik nog nooit iemand gegeven.
Op de ochtend van zijn verjaardag belde ik om hem alvast te feliciteren en te zeggen dat ik even langs zou komen.
‘Hoe laat kom je dan jongen?’
‘Na sluitingstijd van het magazijn. Ik moet natuurlijk wel zorgen dat alles op orde is.’
‘Dat begrijp ik, maar ik krijg nogal wat gasten. Misschien is het beter wanneer je morgen, als we rustig met z'n tweeën...’
‘Nee, nee. Ik heb een mooi cadeau.’
Die middag rolde ik haastig het luik voor de balie naar beneden en liep naar de fiets die ik op een open plek achter de stellingen van het magazijn had neergezet. Met wc-papier veegde ik een paar vlekken van de spatborden af.
Het was droog gebleven die dag. Gelukkig voor mijn vader, want hij had iets georganiseerd in de tuin, maar ook gelukkig voor mij; dan kwam de fiets tenminste spie en span bij mijn vader aan.
Ik reed de villawijk in waar ons ouderlijk huis staat en zag al van verre dat er in de tuin een grote tent, een zogenaamde ‘marquee’, was neergezet. Ik wilde mijn vader verrassen,