Zij drukt zich dichter tegen hem aan terwijl ze wijst naar Maria met het kindeke en ‘mooi’ zegt. Hij vermoedt dat ze dat zegt om hem te behagen, om te tonen dat zij, die in haar ontwikkeling over het mooi en het lelijk eigenlijk nooit verder is gekomen dan de smaak van de Blokker, toch wel degelijk kennis heeft van dat wat er toe doet en waarom. Zij gaat zo vaak als zij kan naar evenementen, musea, kasteeltuinen, diergaarden, toernooien en festivals. Zij zal ieder jaar weer te vinden zijn op de Uitmarkt. Zij zal desnoods vijf uur in de rij gaan staan om te wachten op een voorstelling van vijf minuten. Zij denkt dat dat hoort als je van cultuur houdt. Zij praat alle kranten na, zij leert kritieken uit haar hoofd. Ze is altijd gekleed zoals de mensen om haar heen. Zij past zich overal aan. Zij is zelf nauwelijks, zij is een leeg vat dat door iedereen gevuld wordt en nu een slechte combinatie van verschillende smaken bevat. Zij heeft vooral heel goed leren klutsen en afwerken: een schuimige mening van van alles wat. Ze is een hoer in haar hele wezen. Zij weet niet eens wat intentie is, zij kent nauwelijks gevoel, zij is zonder gedachten, zij doet de dingen om ze gedaan te hebben. Zij gaat op vakantie om kiekjes te nemen en zij komt met exact dezelfde kiekjes terug als al haar medereizigers. Dat vindt ze normaal.
Zij houdt van torens: de Eiffeltoren, de toren van Pisa, de klokkentoren van de Notre Dame. Zij houdt van oudheden, van grachten en van boten. Zij vindt mooi uit plicht en zonder emotie en zo heeft ze ook lief: zij houdt op de dag af bij hoe lang zij nu een verhouding hebben, alsof het gaat om het houden van een record, waar het in zekere zin ook om gaat, maar dat kan zij niet weten.
Hij knuffelt haar stevig tegen zich aan en strijkt met zijn hand over haar borst, haar heup, haar bil. Zou ze ook een kindje willen? Zij kijkt naar hem omhoog, grote open ogen en maar wijzen naar Maria en haar kindeke en ‘mooi’ zeggen. Stuitend braaf meisje, stuitend gewoontjes. Stuitend dat ze mooi met lief of begerenswaardig verward.
Moeders met baby's zijn misschien vertederend, maar iets dat echt mooi is, niet kitsch maar mooi, niet decoratief maar indrukwekkend, is in essentie onfatsoenlijk en wreed, leert hij haar. Hij pakt haar hand en trekt haar mee naar de andere kant waar Jezus al volwassen en gekruisigd is.
‘Kijk: dat is mooi. Zie eens hoe hij lijdt, hoe hij prachtig lijden kan.’
Hij verdraait haar arm naar achteren zodat het haar pijn doet. ‘Au,’ roept ze een beetje geschrokken, misschien even echt bang. Hij lacht plagerig dat ze prachtig lijden kan. Dat vindt ze wel weer opwindend, zijn meisje met een corveetje. Ze giechelt.
Hij gelooft niet, maar hij krijgt al een spannend gevoel bij de kerkelijke theorie en wordt ronduit hitsig van de religieuze praktijk. Het had hem heerlijk, zelfs zalig geleken een leven te hebben met een helder doel, een goed boek, een normenapparaat in klare taal, elke zondag een dienst in een fijn koel gebouw, daarna koffiedrinken, en door de week hard aan het werk, want er moet brood op de plank komen en wie niet werkt die geen brood. En een scheurkalender op het toilet met wetenswaardigheden en wat Jezus zei.