gen kamertje boven het café stonden vier boekenkasten door te buigen onder het gewicht van titels als Niet morgen, maar nu, De weg naar jezelf, De ladder, en Davids persoonlijke favoriet: Ken ik u niet ergens van? Een ontmoeting met je toekomstige ik.
Het waren er zoveel dat niet alleen de boekenkasten doorzakten alsof ze op hun knieën gingen om hun inhoud aan te prijzen. Ook het plafond van het café stulpte uit waardoor kleine barstjes te zien waren langs de lampen.
Nathalie Duchamp was voor haar huwelijk een aantrekkelijke vrouw met alleen een slecht gevoel voor mannen en een gebrek aan assertiviteit. Ze was opgeleid tot verpleegster en dat werk maakte haar al snel potig. Daarnaast zag ze er altijd moe uit. De bejaarden in het verzorgingshuis bleven haar vriendelijk vinden maar vonden het jammer dat ze steeds minder praatte.
Ze was deze boeken gaan lezen toen ze nachtdiensten was gaan draaien. Het extra geld hadden ze nodig nu ze van David bevallen was. Haar man had zijn baan opgezegd om een ontslag te voorkomen. Hij had al een paar weken niets verkocht. In het kantoortje waar de nachtzusters hun koffie dronken had iemand het boek laten liggen. In die boeken vond ze het enthousiasme en de levenslust die ze bij Michel Quispel miste. Het idee dat het leven maakbaar was en dat alles binnen handbereik lag als er maar een voldoende dosis wil voorradig was, maakte haar angst voor armoede en een leeg leven controleerbaar.
Toen de eerste boekenplank gevuld werd met de levenslustige titels, vroeg haar man of ze gelukkig was. Ze had gelezen dat geluk afgedwongen kon worden als je maar consequent genoeg herhaalde dat je gelukkig was. Het boek gaf als voorbeeld een Amerikaanse kankerpatiënte die de duur van haar chemotherapie aanzienlijk had weten te verkorten door te lachen tijdens het kotsen. Daarom loog Nathalie dat ze gelukkig was. Gerustgesteld deed Michel Quispel de vloedgolf van boeken af als een vrouwentrekje. Hij besteedde er vervolgens even weinig aandacht aan als aan de zich voort slingerende scheuren in het plafond. Bleef het kamertje haar naaikamertje noemen omdat een overgeërfde breimachine in een hoek stond te verstoffen.
Ieder nieuw boek dat ze binnensleepte, zorgde voor weken vol lijstjes maken van goede en slechte karaktertrekken, van beloftes, van doelen en dromen en schema's die moesten leiden tot het vervolmaken dan wel opheffen van het ego of het zwarte aura. David zat het grootste deel van zijn jeugd te kijken naar de schaduwgevechten die achter zijn moeders ogen plaatsvonden. Gevechten tussen in geel aangestreepte passages over menopauze, verwerkingstrajecten en slecht begrepen natuurparabels.
Het zorgde er in ieder geval voor dat er altijd genoeg boeken in het huis waren. Het grootste deel van zijn vroege jeugd verslond David ze terwijl zijn moeder werkte en zijn vader in het café stond. Het bracht hem de liefde voor lezen bij en een nergens op gebaseerde zelfverzekerdheid die zich vaak uitte in een totaal gebrek aan schaamte. Het was die zelfverzekerdheid die hij voelde toen hij inbrak in zijn school, tuinkabouters stal, ruziemaakte met uitsmijters, op zoek ging naar explosieven uit de Eerste Wereldoorlog en mensenmassa's naar de hoofdstad leidde.
Rond zijn veertiende las hij het laatste zelfhulpboek van zijn leven en was een brutaal, arrogant type geworden dat medelijden had met zijn moeder omdat ze die troep nodig had. Hij stapte over naar romans en biografieën. Lezen zag hij als een langgerekte haak waarmee je de gedachten van een ander kon roven. Boeken werden niet je eigendom door ze te kopen maar door ze te lezen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij boeken stal, eerst uit de schoolbibliotheek, later de gemeentebibliotheek en toen hij ging studeren, uit boekhandels. Die laatste werkten met detectiepoortjes, wat iets meer techniek vereiste. Vanzelfsprekend opteerde hij voor een manier die toch het alarm deed afgaan.