De Revisor. Jaargang 32(2005)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Joost Zwagerman Gedichten Mening eenzang En stijg en stijg en steven de gezichten zodra een hollander zijn leven meet, bij voorkeur overhuifd door de lepe hengel die steels aan een of andere geluidsman deint. Geen half werk! Het stofvoltrokken hier en nu van profiel en zelfontwerp in script, het driemaal nog eens drie maal over doen en nog zoveel keer onder rigoreus rembours - Camera's! Camera twee loopt. Camera drie loopt. Camera één oogt lopend feller scheller dan de hollandman die stijgend spreekt. En loopt. En loopt. En zeggen maar. Zeg het maar en maarder en maarachtiger dan 's lands wijs & eer van de meugeniet - dat oudbakken doen we vetter over, ja? En loopt. En loopt. En stijg en stijg en steven maatpak van gerubriceerde sterren van ergonomisch gestevende gezichten - gezichten na de tien minuten grime gezichten na gemelijk decor in duodecimo gezichten na de studio en applaus-met-baard. En loopt. En loopt. Triathlon-identiteit. Op z'n kommaneuks uithompelend bij het inzicht dat eeuwig avondland hier slinkt tot sappelse confessie van je tralala het herdersuur. Van vijven klaar, van zessen thuis, en met zijn zevenen in een commissie in de honderd smeult vanzelf tot een partij in de duizend voetzoekt men tot gisse minderheid in de duizenden goedgebekt almansgram te halen [pagina 50] [p. 50] van spreek altijd van kleinwoord laatste huisje dat achter de ellebogen heilig blijft: de mening. De muierende meepse miezerzieke mening. De mening in de ether, de mening in een strakke broek, stijg en stijg op in weer een mening, in codes en in slogans, in moderne hiëroglyfen, meningen in duplo, meningen in punten punt en el, weblog blogspot spothond speurgal diagnose last van meningsvorming in het ingewand van muizenis, mening in gewrichten in gepiercete oorlel in vitro in de knieschijf mening via hypofyse mening zwelt tot winterteen en mag ik groeten doen aan mijn meningmoeder en mijn meningburen en mijn medemeningen en mijn meninggenoten meningen die als manna van boven komen meningen die ik geseald belastingvrij heb ingevoerd ik die hollandesk uitlaad uitdraai inspin en verhoeds verhoed. Meningen in polstasjes meninggadgets meningstemmen meningtafels meningdieren meninglachjes meningringtones meningstilletochten meningvuilverbranders ik heb ook fijne handen die sinds heugen zo hun eigen fijne-handenmening hebben dat zie je aan hoeveel vingers steek ik op vermiddeld acrobaatje dat de binnenzegsels als op natte neuzen van zeehonden laat tollen zodat ik stijg en stijg de stijgbeugels en hoefslag in steveningen van polderhemel een mening als bemeten leven inwisselbaar met meningtax in de kern één streng van [pagina 51] [p. 51] losgezongen incidenten weerga onweerlegbaar optuigend net zo lang tot op alle vismarkten mijn ikhebaltijdgelijk in onsjes wordt gedeeld en is verteeld. Heb ook aandelen in mening. Zie de meningpolls tobbend pollen: stijg en stijg. Stijg tot hoogten die je schreeuwbereikt wanneer je zelfs in zoetste dromen in diepste onthechting van de remste slaap nog denkt te willen zeggen en wilt zeggen dat waakzaam heldendom en je niet zomaar slaapt. Je bent een hollander. Als jij slaapt, dan méén je het ook. Zeggen wat je slaapt. Leg hand gemeend op hart, steek kop in as, hef dwingend je vinger onder hoofdkussen. Het kussen geeft grif mee. En stijg en stijg en stijg op in straffe steveningen van blakend burgerschap: doe als iedereen doe dus met niemand mee. Stijg op rond hekwerk van zelfheiliging, stijg en steven schitter af op een drillend lillend intens zelfwillend doorgelegen nee. [pagina 52] [p. 52] God zijn wij Stof- en gauwkam door het landschap van blootgelegde nieren. Winterjodium op de meeneemstreng, hoofdkabelaar van aderen. We boetseren zachtrode klompjes. We boetseren fijnmeanderende wandelroutes. Een druppelende kraan met witrood water als uit een zongebleekt geraakte bloedneus. We kunnen lopen op ons tandvlees. We kunnen elkaars nieren proeven. We kunnen onhandig langs elkaars lever kijken. We snuiten elkaars neuzen in slachtafval van lammeren. We rollen als een egel op zodra een milt de stem verheft. We zijn ontroerd en deppen beide ogen met een geleend wit voetje. We zeggen je en jij en binnenkaders tegen de huisarts en denken ik zodra een ander pierlala ontdekt in hersenscan. [pagina 53] [p. 53] We mogen joelend buitenspelen en maken van bougainvillea een bloesemende speelpop met een hechtingechte natte neus. We denken na en worden ingewand. 's Ochtends wrijven we het merg uit onze ogen en trekken traag en trouw het licht naar binnen. O, de hupse roeden van de bloedbaan. Dan hangen we ineens. Als een windstil rolgordijn. En liggen even later klaar. Als een uitgeruimde slaapzaal. Straks doen. Later maken. Nu eerst conformeren aan de boven ons gestelde darmen die inspectieronde. En intussen onophoudelijk het stille & geniepe wensdenken: steeds maar de frèle metafysica het onkenbaar buitenste de onaanraakbaarheid het godgelijke van onze verre verre huid. [pagina 54] [p. 54] Frank Van den Broeck Studiolo, 2004. Houtskool op papier Vorige Volgende