invasieplannen in Irak. Bush deelde mee dat Amerikaanse poëzie niet politiek is. Ook niet op een bijeenkomst in het Witte Huis. Maar toen Robert Brooks na de ‘geslaagde’ aanval op Irak Whitman in het conservatieve tijdschrift Atlantic Magazine als de profeet van de superieure Amerikaanse moraal opvoerde, bleek het tegendeel opnieuw waar. Onder het vaandel van de conservatieve regering kan Whitman in Amerika wél politiek zijn.
Tijdens de conferentie in Lincoln bekent Harvard-professor Lawrence Buell, eenmaal weg van de kritische blik van de Whitman-community, dat het veiliger zou zijn Langston Hughes of een vrouwelijke dichter als Emily Dickinson als nationaal symbool te promoten.
De associaties tussen Whitman en het ‘imperialisme’ van Bush doen de reputatie van de dichter in het buitenland vaak geen goed. In Engeland wordt hij bijvoorbeeld door veel intellectuelen eenvoudigweg doodgezwegen, waaruit ook de kritiek op de eigen pro-Amerikaanse regering blijkt. Zelfs de schaamte van veel Amerikanen over deze reputatie heeft Whitman niet volledig met links rood kunnen inkleuren.
Terwijl het ‘universalisme’ van Bush de Amerikaanse democratie aan de wereld wil opdringen, leidt het universalistische denken van veel progressieve intellectuelen juist tot de drang aan een idee van dé Amerikaanse cultuur te willen ontkomen. Er lijkt de laatste jaren een tendens te zijn de voornaamste Amerikaanse schrijvers op elke mogelijke manier ‘onschadelijk’ te maken. Ook de dichter Emerson zou een imperialist zijn geweest en zelfs Dickinson zou zijn blijven steken in een feodaal ‘klasse-denken’. In plaats van een ‘nationale’ dichter, is Whitman voor veel intellectuelen daarom vooral de vertegenwoordiger van een multicultureel ideaal. In deze Amerikaanse dualiteit van zelfverheerlijking en zelfverloochening vervult Whitman bij zowel conservatieven als progressieven een rol.
De receptie van de dichter laat zien wat Folsom de ‘Ying Yang’ van de Amerikaanse cultuur noemt. Folsom neemt ons mee naar de oorsprong van de Amerikaanse natie, waar twee Amerikaanse ‘archetypen’ aan zijn verwezenlijking werkten: de frontier-man, die in de harde strijd om het bestaan gedwongen was samen te werken, en de self-made man, die niemand nodig had en zijn succes alleen aan zichzelf te danken had. Beide archetypen representeren de dubbelheid van de Amerikaanse psychologie: ‘Leave me alone, please don't leave me alone.’ Een echo van deze ‘gespleten identiteit’ klinkt door in Whitmans poëzie: ‘Do I contradict myself?/ Very well then... I contradict myself.’
Zowel de self-made man als de frontier-man hebben hun reflectie gekregen in de Amerikaanse grondwet en de onafhankelijkheidsverklaring. Een voorbeeld hiervan is de spanning tussen ‘Federal Rights’ en ‘State Rights’, de balans tussen de centrale