lijkt het warempel of ze echt glimlacht, de juffrouw in het gangpad, lichtblauw en efficiënt, je bent de enige Nederlander, vierhonderd mensen in het rond, samengeperst in een rammelende Boeing, en ze wil je van harte een vrolijke vlucht bezorgen, maar de inzichten worden net zo wollig als het wolkendek waar we in zitten. We vliegen zes uur lang tegen de tijd in, en ik stel mij voor dat ik armenzwaaiend opsta en Walt Whitman ga voordragen, ‘Behold I do not give lectures... What I give I give out of myself...’, zou die vrijheidsdrang enig geestverruimend effect hebben op al die Frans-Canadezen? Vermoedelijk niet, ruimte is wat ze in overvloed hebben en niet exporteren kunnen, de ruimte van Whitman betekent niets in Canada, Whitman moet geweten hebben dat hij het moest bewaren in de taal omdat de USA zou dichtgroeien, maar de écrivains québécois proberen verwoed om ‘Europees’ te schrijven zonder in de verste verte te begrijpen dat ze hun ruimte in taal moeten opslaan, ze missen de expansiedrang, hun werk lijkt mij te veel op een rij geraniumstekjes voor een raam, één regel Walt Whitman blaast ze het venster uit.
Dat is wat ik ervan meekrijg, van Whitman, de woorden net iets te groot voor hun werkelijkheid, dit afleren voordat ik weer in mijn eigen werk pas.
‘“Ever the bandage under the chin” (r. 1064), wat bedoelt de ouwe gek,’ roept Kees 't Hart in een e-mail. ‘Dood,’ schrijf ik terug, ‘een lijk, Dickens, het is de geest van Marley, slepend met een keten, hij laat z'n kinband zakken en zijn kaakbeen valt open tot op zijn borst.’ En wat zijn die ‘mites as for unfledged birds’ (r. 1030)? Hier mij maar de vrijheid veroorloofd dat ‘mites’ (dit woord is niet veranderd in de latere edities die ik bezit) te lezen als ‘mitten’, denk aan ‘mitaine’, het moet de handschoen zijn van de valkenier waarop de vogels zitten die getraind worden voor de jacht, een ander verband tussen ‘handschoen’ en ‘vogel’ en ‘in opleiding’ schiet me niet te binnen. Maar ‘to bear mites’ is iets als werkelijk zwaar (en in de hand) dragen, ‘wanten aanhebben’ is ‘to wear mittens’, dus óf die handschoen zien als een zwaar object, óf ik zit hier gewoon fout omdat ik het beeld niet begrijp - niet meer kan begrijpen, omdat die honderdvijftig jaar ons uiteenhoudt.
Als ik niet anderhalf jaar in Iowa in een houten huis had gewoond, had ik ‘... a framer framing a house’ (r. 1032) ook eeuwen oud kunnen denken. Maar in Chambly, provincie Québec, aan de rue Briand, staan vandaag twee mannen op wat het dak is van de benedenverdieping en de vloer zal worden van de volgende, ze zetten het houtskelet op van wat de uitbreiding moet worden van de driehoekige zijgevel, die aan twee zijden een dak van roodbruine leien heeft dat tot die vloer loopt. Vier enorme houten driehoeken, bevestigd aan een nieuwe houten nok, palen naast elkaar de ruimte af van de toekomstige verdieping, er is ruimte omdat er grenzen zijn aangegeven, in glanzende blankhouten balken.
Whitman houdt van opsommingen, maar net als ik begin te denken dat zijn