and I did not see feel think nor bear our part,/ To think that we are now here and bear our part’, dan ben je in eerste instantie nog bereid om de onhandige herhalingen op te vatten als een bewuste ingreep om het abstractiegehalte van deze verzen te compenseren. Maar dan, op een gegeven moment, geloof je het niet meer. Wanneer je verzen tegenkomt als ‘Yourself! Yourself! Yourself forever and ever!’ of als ‘I swear now that everything has an eternal soul!’ of als ‘I swear I think there is nothing but immortality!’ of als ‘O my soul! if I realize you I have satisfaction,/ Animals and vegetables! if I realize you I have satisfaction!’ dan bekruipt je langzamerhand het bange vermoeden dat hij het gewoon botweg allemaal serieus bedoelt en met terugwerkende kracht besef je dat de onhandigheid die je als doelbewust stijlmiddel wenste te beschouwen, bij nader inzien niets anders is dan onhandigheid.
De herdichting die ik, op nadrukkelijk verzoek van Kees 't Hart en Jacob Groot, heb ondernomen, is uiteraard volslagen ontoelaatbaar. Hun advies ‘om mijn verdediging niet te verwaarlozen’ heb ik hooghartig in de wind geslagen. Ik heb geprobeerd er een goed gedicht van te maken door alles wat ik er slecht aan vond te veranderen. Maar omdat ik alles slecht vond wat eigen was aan Whitman, is in mijn poging tot opleuking nauwelijks nog iets van Whitman terug te vinden. Waar ik mij om te beginnen aan stoorde, was de onbeholpen repetitieve stijl. Ik heb getracht dit te verhelpen door dichter te dichten, kernachtiger en strakker, terwijl ik de herhalingen die ik verloor op zinsniveau, probeerde terug te brengen in herhalingen van afzonderlijke woorden. Ik ben de enige van de eenentwintig dichters die in lengte is ingelopen op Whitman. Waar ik mij het meest aan stoorde, waren de expliciete boodschap en de abstracte, weinig zintuiglijke manier waarop die was verwoord. Om dit te verhelpen, heb ik iets gedaan wat een dichter nooit mag doen: ik heb de expliciete boodschap geprobeerd te verstoppen in duistere taal. In feite komt dit neer op lezertje pesten. Wat er staat is nog steeds simpel en eenduidig, je moet alleen wat meer je best doen om dat te zien. Ik weet dat er mensen zijn die denken dat hetzelfde geldt voor mijn eigen gedichten, maar die moet ik toch ongelijk geven. Er is een verschil tussen een poging om meerduidigheid en complexiteit van het dagelijks leven in taal te vangen zonder haar tot een eenduidige boodschap te reduceren en een poging om een eenduidige boodschap, die nu eenmaal gegeven is, te versleutelen in complexiteit en ambiguïteit. Ik denk niet dat het mij is gelukt om van ‘To think of time’ een beter gedicht te maken. Het is mij hooguit gelukt om er een gedicht van te maken waarvan minder opvalt dat het slecht is.
Op een andere manier heeft de curieuze exercitie van het vertalen van een vertaling mij wel iets geleerd over wat ik nastreef in mijn eigen poëzie. Daar waar het mij in mijn ogen is gelukt om op basis van Whitmans Engels verzen te maken