| |
| |
| |
Parodieën op Walt Whitman
Counter-Jumps
A Poemettina, after Walt Whitman
[Origeneel]
I am the Counter-jumper, weak and effeminate.
I love to loaf and lie about dry-goods.
I loaf and invite the Buyer.
I am the essence of retail. The sum and result of small profit and quick returns.
The Picayune is part of me, and so is the half cent, and the mill only arithmetically appreciable.
The shining, cheap, woven sarsanet is of me, and I am of it.
And the moiré antique, thickly webbed and strown with impossible flowers,
And the warm winter gloves lined with fur,
And the delicate summer gloves of silk threads,
And the intermediate ones built of the hide of the Swedish rat,
All these things are of me, and many more also.
For I am the shop, and the counter, and the till,
But particularly the last.
And I explore and rummage the till, and am at home in it.
And I am the shelves on which lie the damaged goods;
The damaged goods themselves I am,
And I ask what's the damage?
I am the crate, and the hamper, and the yard-wand, and the box of silks fresh from France.
And when I came into the world I paid duty,
And never intend to do it,
For I am the creature of weak depravities;
I sound my feeble yelp over the roofs of the World.
Vanity Fair, March 17, 1860
| |
| |
| |
Winkel-Bedienen
Een gedichterijtje, naar Walt Whitman
[Vertaling]
Ik ben de Winkelbediende, zwak en verwijfd
Ik hou ervan om te lanterfanten en te liegen over textiel
Ik lanterfant en lok de Koper.
Ik ben het wezen van de winkelverkoop. De som en het resultaat van kleine winst en goede opbrengst
De duit is een deel van mij, net als de halve cent, en de millicent, slechts wiskundig te waarderen.
De glimmende, goedkopen, geweven zijde behoort mij toe en ik behoor het toe.
En de antieke moiré, dik geweven en bekleed met onmogelijke bloemen.
En de warme winterhandschoenen met bont gevoerd,
En de delicate zomerhandschoenen van zijdedraad,
En die daar tussenin, gemaakt van de vacht van de Zweedse rat,
En ik behoor al deze dingen toe, en nog veel meer bovendien.
Want ik ben de winkel, en de toonbank, en de kassa,
Maar het meeste van al ben ik de laatste
En ik zoek en snuffel in de kassa, en daar ben ik thuis.
En ik ben de planken waarop de beschadigde goederen liggen;
De beschadigde goederen ben ik zelf,
En ik vraag: wat is de schade?
Ik ben het krat, en de wasmand en de maatstaf en de doos vol verse Franse zijde.
En toen ik in de wereld kwam heb ik aan mijn plicht voldaan,
Al heb ik nooit mijn plicht gedaan,
En ben ik niet van plan dat te doen,
Want ik ben het wezen van de zwakke verrotting
Ik ben de Winkelbediende.
Ik laat mijn iele kreet over de daken van de Wereld klinken.
| |
| |
| |
Yourn and mine, and any day
[Origineel]
With antecedents and consequents,
With our Fathers, Mothers, Aunts, Uncles, and the family at large accumulated by past ages,
With all which would have been nothing if anything were not something which everything is,
With Europe, Asia, Africa, America, Peoria, and New Jersey,
With the Pre-Adamite, the Yarab, the Guebre, the Hottentot, the Esquimaux, the Gorilla, and the Nondescriptian,
With antique powwowing, - with laws, jaws, wars, and three-tailed bashaws,
With the butcher, the baker, the candle-stick-maker, and Ralph Waldo Carlyle,
With the sale of Long Island Railway stock, - with spiritualists, with the yawper, with the organgrinder and monkey,
With everybody and everything in general and nothing and nobody in particular, besides other bodies and things too numerous to mention,
Yourn and Mine arrived, - The Arrival arrove, and making this Nonsense:
This Nonsense! sending itself ahead of any sane comprehension this side of Jordon.
| |
| |
| |
Uwest en mijn, en elke dag
[Vertaling]
Met voorouders en naouders,
Met onze Vaders, Moeders, Tantes, Ooms en de hele familie die door de eeuwen is verzameld,
Met allen die niets geweest zouden zijn als alles niet iets was wat iedereen is,
Met Europa, Azië, Afrika, Amerika, Peoria en New Jersey,
Met de pre-Adamieten, de Yarab, de Guebre, de Hottentotten, de Esquimeaux, de Gorilla's en de Nondescripten,
Met antieke samenscholingen - met geboden en botten en bommen en driestaartige bombardons,
Met de slager, de bakker, de kandelaarmaker en Ralph Waldo Carlyle,
Met de verkoop van aandelen in de Long Island Spoorwegen - met helderzienden, met de keffer, met de orgeldraaier en het aapje
Met iedereen en alles in het algemeen en niets en niemand in het bijzonder, naast andermans en dingen teveel om op te noemen
Uwest en Mijn kwam aan, de Aankomst Kwam Aan, en maakt deze Nonsens
Deze Nonsens! die zichzelf voor elk begrip uitstuurt aan deze kant van Jordon.
| |
| |
| |
From W-T W-TM-N
(An American, one of the Roughs, a Kosmos)
[Origineel]
Saltness, and vigorous, never torpi-yeast of Me!
Florid, unceasing, forever expansive;
Not schooled, not dizened, not washed and powdered;
Strait-laced not at all; far otherwise than polite;
Not modest, nor immodest;
Divinely tanned and feckled; gloriously unkempt;
Ultimate yet unceasing; capricious though determined;
Speak as thou listeth, and tell the askers that which they seek to know.
Thy speech to them will be not quite intelligeble.
Never mind! utter thy wild commonplaces;
Yawp them loudly, shrilly;
Silence with shrill noise the lisps of the foo-foos.
Answer in precise terms of barbaric vagueness
The question that the Fun editor hath sparked through Atlantic cable
To W-T W-TM-N, the speaker of the pass-word primeval;
The signaller of the signal of democracy;
The seer and hearer of things in general;
The poet translucent; fleshy, disorderly, sensually inclined;
Each tag and part of whom is a miracle.
(Thirteen pages of MS. relating to Mr. W-t W-tm-n are here omitted.)
Rhapsodically state the fact that is and is not;
That is not, being past; that is, being eternal;
If indeed it ever was, which is exactly the point in question.
Every Saturday, February 29, 1868
| |
| |
| |
Van W..T W..TM.N
(een Amerikaan, een van de Stoeren, een Kosmos)
[Vertaling]
Zoutheid, en krachtig, nimmer dralend gist van Mij!
Bloemrijk, onvergankelijk, altijd uitbreidend;
Niet geschoold, onopgesmukt, niet gewassen en gepoederd;
Niet in het minst preuts, en verre van beleefd;
Niet zedig, noch onzedig;
Goddelijk gebruind en gesproet; groots onverzorgd;
Ultiem maar toch onophoudelijk; frivool doch beslist;
Spreek als gij opsomt, en vertel de vragers waar ze achter proberen te komen.
Uw rede aan hen zal niet geheel begrijpelijk zijn.
Geen zorg! Uit uw wilde gemeenplaatsen;
Leg de schelle lippen van het miauwen het zwijgen op met schel lawaai
Beantwoord in nauwkeurige termen van barbaarse vaagheid
De vraag die de redacteurhumor door de Atlanische kabel stuurde
Aan W..T W..TM.N, de spreker van het oer-wachtwoord;
De boodschapper van de boodschap van democratie;
De ziener en hoorder van dingen in het algemeen;
De doorschijnende dichter, vlezig; onordelijk, sensueel aangelegd;
Van wie elke gemeenplaats en cliché een wonder is
(Dertien pagina's van het ms. over W..t W..tm.n worden hier overgeslagen.)
Stel rapsodisch vast wat is en wat niet is;
Wat niet is, is het verleden, wat is, is eeuwig;
Als het dat ooit was, wat nu juist precies de kwestie is.
| |
| |
| |
I am Walt Whitman
[Origineel]
O intellectual ingurtilations of creeds!
In a gutter. We were at once friends.
O homogeneities of contemporaneous antiloxodromachy!
He would try to stand on his head. O divinely crapulent hysteron-protereon!
‘Our meeting,’ he said, ‘is a palingenesis of Paradise; hast thou, O Philadelphian, hast thou eighteen pence?’
I embraced him - I wept, I have it not,
Whom do I love? Whom do I admire? Not two lounging in a carriage, but twelve bulging out of a cart.
I am not respectable. You are an idiot.
Once a week. Londen, December 12, 1868
| |
| |
| |
Ik ben Walt Whitman
[Vertaling]
O intellectuele opslokkingen van credo's!
Vergeleken daarbij ben ik ontsmettend
In de goot. We waren meteen bevriend.
O homogeenheden van eigentijdse antiloxodromachieën!
Hij probeerde op zijn hoofd te staan. O goddelijk mateloos hysteron-proteron!
‘Onze ontmoeting,’ zei hij, ‘is een palingenesis van het Paradijs; heeft gij, O Philadelphieër, heeft gij 18 pence?’
Ik omhelsde hem - Ik huilde, dat heb ik niet,
Wie heb ik lief? Wie bewonder ik? Niet de twee die onderuit hangen in een koets, maar de twaalf die in
een boerenkar zijn gepropt.
Ik ben niet respectabel. U bent een sukkel.
| |
| |
| |
Old King Cole
(after Walt Whitman)
[Origineel]
Me conscious of you, old camerado,
Needing no telescope, lorgnette, field-glass, opera-glass, myopic pince-nez,
Me piercing two thousand years with eye naked and not ashamed;
The crown cannot hide you from me,
Musty old feudal-heraldic trappings cannot hide you from me,
I perceive that you drink.
(I am drinking with you. I am as drunk as you are).
I see you are inhaling tobacco, puffing, smoking, spitting
(I do not object to your spitting).
You prophetic of American largeness,
You anticipating the broad masculine manners of These States;
I see in you also there are movements, tremors, tears, desire for the melodious,
I salute your three violinists, endlessly making vibrations,
Rigid, relentless, capable of going on for ever;
They play my accompaniment; but I shall take no notice of any accompaniment;
I myself am a complete orchestra.
New Witness, December 10, 1920
| |
| |
| |
[Vertaling]
Mij bewust van u, oude camerado,
Niet nodig een telescoop, lorgnet, verrekijker, toneelkijker, bijziend pince-nez
Ik doorzien tweeduizend jaar met bloot en onbeschaamd oog;
De kroon kan u niet voor mij verbergen;
Beschimmelde oude feodaal-geharnaste dracht kan u niet voor mij verbergen
Ik neem waar wat u drinkt
(ik drink met u. Ik ben zo dronken als u).
Ik zie dat u tabak inhaleert, puffend, rokend, spuwend
(ik heb geen bezwaar tegen uw spuwen).
U profetisch van Amerikaanse breedheid,
U anticiperend de brede mannelijke wijze van Deze Staten;
Ik zie in u ook dat er bewegingen zijn, trillingen, tranen, verlangen naar het melodieuze,
Ik groet uw drie violisten, eindeloos vibrerend,
Rigide, zonder genade, in staat om altijd door te gaan;
Ze spelen mijn begeleiding; maar ik zal mij van enige begeleiding niets aantrekken.
Ik ben zelf een compleet orkest.
| |
| |
| |
Whitman is the voice of one who saith:
[Origineel]
Lo, behold, I eat water melons. When I eat water melons the world eats water melons through me.
When the world eats water melons,
I partake of the world's water melons.
All nature eats water melons.
Those eidolons and particle of the Cosmos
Which do not now partake of water melons
Will at some future time partake of water melons,
Ezra Pound.
The Spirit of Romance, J.M. Dent & Sons, London. (1909?)
| |
| |
| |
Whitman is de stem van iemand die sprak:
[Vertaling]
Zie, aanschouw, ik eet watermeloenen. Wanneer ik watermeloenen eet, eet de wereld watermeloenen door mij.
Als de wereld watermeloenen eet,
Neem ik deel in de watermeloenen van de wereld.
Heel de natuur eet watermeloenen.
Deze schimmen en deeltjes van de Kosmos
Die nu niet delen in watermeloenen
Zullen op een moment in de toekomst delen in watermeloenen.
| |
| |
| |
Behold! I am not one that goes to lectures
by W.W.
[Origineel]
Behold! I am not one that goes to Lectures or the pow-wow of Professors.
The elementary laws never apologise: neither do I apologise.
I find letters from the Dean dropt on my table - and every one is signed by the Dean's name -
And I leave them where they are; for I know that as long as I stay up
Others will punctually come for ever and ever.
I am one who goes to the river,
I sit in the boat and think of ‘life’ and of ‘time.’
How life is much, but time is more; and the beginning is everything.
But the end is something.
I loll in the Parks, I go to the wicket, I swipe.
I see twenty-two young men from Foster's watching me, and the trousers of the twenty-two young men.
I see the Balliol men èn masse watching me. The Hottentot that loves his mother, the untutored Bedowee, the Caveman that wears only his certificate of baptism, and the Patagonian that hangs his testamur with his scalps.
I see the Don who ploughed me in Rudiments watching me: and the wife of the Don who ploughed me in Rudiments watching me.
I see the rapport of the wicket-keeper and umpire.
I cannot see that I am out.
I am not one who greatly cares for experience, soap, bull-dogs, cautions, majorities or a graduated Income-tax,
The certainty of space, punctuation, sexes, institutions, copiousness, degrees, committees, delicatesse, or the fetters of rhyme -
For none of these do I care: but least for the fetters of rhyme.
Myself only I sing. Me Imperturbe! Me Prononcé!
Me progressive and the depth of me progressive,
And the βάθος, Anglicé bathos
Of me chanting to the Public the song of Simple Enumeration.
| |
| |
| |
Aanschouw! Ik ben niet iemand die naar college gaat
door W.W.
[Vertaling]
Aanschouw! Ik ben niet iemand die naar college gaat of naar de bijeenkomst van Professoren.
De elementaire wetten verontschuldigen zich nooit; noch verontschuldig ik mij.
Ik vind brieven van de Decaan op mijn tafel - en elke brief is getekend in naam van de Decaan -
En ik laat ze liggen waar ze liggen; want ik weet dat zo lang als ik opblijf
Anderen stipt zullen komen voor eeuwig en eeuwig.
Ik ben degene die naar de rivier gaat,
Ik zit in de boot en denk aan ‘leven’ en aan ‘tijd.’
Dat het leven veel is, maar tijd nog meer; en dat het begin alles is
Maar het eind is ook niet niks.
Ik hang rond in de Parken, ik ga naar het cricketveld en ik haal uit.
Ik zie tweeëntwintig jongemannen uit Foster's naar me kijken, en de broeken van de tweeëntwintig jonge mannen.
Ik zie de mannen van Balliol me en masse bekijken. De Hottentot die van zijn moeder houdt, de ongeschoolde Bedoein, de Holenmens, slechts gehuld in de getuigenis van zijn doop, en de Patagoniër die zijn getuigschrift naast zijn scalpen heeft hangen.
Ik zie de hoogleraar die me doorzaagde over de Grondbeginselen terwijl hij naar me keek: en de vrouw van de Don die me doorzaagde over de Grondbeginselen terwijl hij naar me keek
Ik zie het rapport van de wicketkeeper en de scheidsrechter.
Ik kan niet zien dat ik uit ben.
Ik ben niet degene die veel geeft om ervaringen, zeep, bulldogs, waarschuwingen, meerderheden of progressieve Inkomstenbelasting,
De zekerheid van ruimte, interpunctie, seksen, instituties, overvloedigheid, graden, comités, delicatesse, of de beperkingen van rijm -
Om deze geef ik niet: maar het minst van al om de beperkingen van rijm.
Mezelf bezing ik alleen. Mij onverstoorbaar, mij uitgesproken!
Ik progressief en mijn diepte van mij progressief
En de βάθος - Belgice pathos
Van mij die tot het publiek het lied van de Eenvoudige Opsomming zingt
A.T. Quiller-Couch, The Oxford Magazine 1885 (?)
vertaling Bertram Mourits
| |
| |
|
-
margenoot+
- ‘Old King Cole’ is een kinderversje waarin violisten voorkomen.
|