er nu aan het woord is. Het verschil tussen de baggeraar en de psychiater is wel duidelijk, dat bedoel ik niet. Maar het is niet te missen dat ze ook weer niet echt aan het woord zijn, het is eerder zo dat iemand speelt dat ze aan het woord zijn. En die ‘iemand’ is Ilja Leonard Pfeijffer. Hij speelt een spel over de rug van zijn personages met de lezer. Het is nogal behaagziek wat hier gebeurt. Van de lezer wordt verwacht dat hij constant in de handen klapt om de prachtige vondsten van Pfeijffer. Zijn personages blijven daardoor op grote afstand en de roman wordt tegelijkertijd allengs persoonlijker: we begeven ons meer en meer in de richting van Pfeijffer. We zien hem achter de computer zitten en dit allemaal bedenken. Het grote baggerboek is in die zin een egodocument. Pfeijffer voorziet zijn personages van een toontje, en de manier waarop dat gebeurt verwijst voortdurend naar de grote man achter de schermen die zo knap is dit allemaal te bedenken.
Het grote baggerboek verwordt daarmee tot een nogal schoolse exercitie. Het is een bedoelerige roman. Iets wat nog wordt versterkt door de doorzichtige plot die uiteindelijk laat zien dat de baggeraar een minder grote schoft is dan je misschien zou denken, en die daarnaast demonstreert dat de keurige psychiater niet zo keurig is. Van werkelijk drama is geen sprake. Van een visie op wat dan ook, ook niet. Die plot is er met de haren bijgesleept. Verontrustend is de roman niet, want de uitkomst ervan, de moraal, is niet iets waar we het als weldenkende mensen niet mee eens kunnen zijn. Het is voorspelbaar, keurig, clichématig.
Is dit allemaal erg?
Nee.
Is Pfeijffer gelukkig met deze manier van schrijven, dan moet hij daar vooral mee doorgaan.
Bovendien schijnt het me toe dat hij al te vaak bij een plastisch chirurg is langs geweest. Het proza van Pfeijffer is al veel te veel opgeleukt, toegetakeld en van neptieten voorzien.
De diagnose luidt dan ook: Pfeijffer, blijf meer thuis. Probeer in de kroeg de lachers niet te veel op je hand te krijgen. Kijk wat vaker in de spiegel en zie hoe mooi en knap je bent. Vergeet dat vervolgens allemaal en ga dán schrijven.
Deze diagnose breng ik niet in rekening. Het is goedbedoeld advies. Aan het herschrijven van passages waag ik me niet. Het probleem zit dieper. De hele boel moet op de schop.
Verstandiger is het om helemaal niet naar mij te luisteren, want de meeste critici vinden het prachtig wat je doet. Het kan zijn dat je daar tevreden mee bent. En dan leg je dit gewoon naast je neer. Dat doe ik zelf namelijk ook altijd met ongevraagde adviezen.