| |
| |
| |
Thomas Blondeau
Champagne
Dit is het verhaal van Eva Petrovna en waarom ze niet in Parijs ging wonen. Was het heimwee, sloeg haar Franse minnaar haar of waren de geruchten dat de jonge computerprogrammeur impotent was, dan toch waar?
Eva was 25, arm maar gelukkig en haar vriendinnen zeiden dat zij het mooiste haar van hun allemaal had. Ze woonde in Siberië waar mensen van haar leeftijd weinig anders konden doen dan dronken worden en naar de kerk gaan. Op zondag deden ze beide en onderdrukten hun aangeschoten lach tijdens de in wierook gedrenkte uren voor de iconostase. Eva had geologie gestudeerd aan de universiteit van Perm maar tegenwoordig was petroleumwinning een zaak van buitenlandse expertise.
Hoewel Eva verschillende vrijers had gehad en zelfs verliefd was geworden, wist ze genoeg van de wereld om te weten dat ze bij die mannen slechts een kans op geluk had maar een garantie op armoede. Ze wist ook dat over een paar jaar haar stroblonde, dikke haar niet meer zou glanzen en dat haar borsten waar ze nu zo trots op was, zouden gaan hangen. Misschien werd ze nog dik ook.
Haar moeder huilde toen Eva zei dat Bertrand Maçon haar geld had gestuurd om hem te gaan ontmoeten in Parijs. Ze zou twee weken blijven. Bertrand was een computerprogrammeur die ze had leren kennen tijdens het chatten. Een keer had haar baas haar betrapt toen ze een chatroom voor zoekende buitenlanders bezocht. Nurks merkte hij op dat een goede opleiding nog niet betekende dat er gelanterfant kon worden op het werk. Dezelfde dag scande ze haar foto in. Eva wist wanneer besluiten te maken. Dat had ze van haar moeder.
Eva verzekerde haar moeder dat eens ze rijk was, ze zo vaak zou terugvliegen als ze maar kon. Beiden lachten om het woord ‘rijk’. Ze wisten wel beter maar haar moeder verbeterde haar niet. Het toneel van de gelukzoekende dochter en de angstige moeder, verdroeg die nuance niet. Wel de wensdroom dat misschien, ooit, als God het wil, ze beiden in Frankrijk konden gaan wonen. Haar moeder gunde zich die sentimentele gedachte.
Ze was onder Brezjnev één keer naar Frankrijk geweest. Voor dat privilege was ze al op jonge leeftijd en tegen de zin van haar ouders in, lid van de partij geworden en had ze de oersaaie groepsreis naar Krakau doorstaan. Iedereen wist dat die alleen
| |
| |
maar diende om eventuele overlopers uit te filteren en dus veinsde ze aandacht voor hoe Lenin in Polen de revolutie voorbereidde. Ze doorzag alle provocaties van ijverige partijleden en als beloning voor haar vaderlandsliefde kreeg ze een paar jaar later alle Parijse plekken te zien waar Marx of Lenin hun pijp hadden uitgeklopt. Tijdens de overnachtingen in het hotel had ze voor het eerst sinds lang geen last van nachtmerries.
En terwijl de groep van de zon genoot in de Tuilerieën en er grapjes gemaakt werden over het stiekem naar een James Bond-film gaan, ging Volodja Skarzynski op zoek naar een wc om nooit meer terug te keren. Kort na hun terugkeer zag de gehele groep zich voorzien van nieuwe doch gelijkwaardige arbeidsplaatsen in Siberië.
In het vliegtuig probeerde Eva te lezen maar de Parijse nachtwandelingen van een jonge, dronken Hemingway, konden niet op tegen de verhalen die ze avondenlang met leedvermaak had aangehoord. Verhalen van vrouwen die al na een paar maanden terugkwamen. Over gescheiden vrachtwagenchauffeurs die dachten dat een fles shampoo genoeg was als welkomstcadeau. Over mannen die wel vlees konden betalen maar het niet aten. Die hun broek al openden tijdens de rit naar hun huis. En erger.
Van de vrouwen die wel bleven, herinnerde ze zich het geklaag. Over hoe ze in het westen niet wisten wat liefde en vriendschap is. Dat ze niet konden feesten en al helemaal niet konden drinken. Dat je nooit seks mocht hebben zonder er iets voor terug te vragen omdat ze het anders vanzelfsprekend zouden gaan vinden. Hoe je nooit over geld mocht praten maar er altijd aan moest denken. Hoe de zus van haar beste vriendin naar de dokter was geweest, haar blouse en beha had uitgetrokken, zijn gulp had geopend en na afloop hem verordonneerd had een bewijsschrift te schrijven dat ze claustrofobie had. Waardoor ze na de scheiding meteen recht had op een grotere woning bij de sociale huisvesting.
Maar toen het vliegtuig landde, rechtte ze haar rug en zei tegen zichzelf dat het nu te laat was voor spijt. Ze wist toch dat alleen de sterke verhalen het waard waren om verteld te worden?
Hij stond haar op te wachten met elf rozen. Het vertederde haar. Bij hun tiende chat-afspraak had hij haar een virtueel boeket gegeven van tien rozen. Ze had hem uitgelegd dat Russen een even aantal bloemen als onheilsteken zagen. Ze was niet bijgelovig maar dat hij het detail onthouden had, nam haar in. Hij was kleiner dan ze verwacht had. Ook was hij molliger dan op de foto maar dat betekende dat hij niet zoveel van haar zou vragen in bed. Hij klungelde zelfs met een paar woorden Russisch.
Dat een blos zijn kaken kleurde, was iets wat Eva niet gewend was. De jongens die naast haar naakte lichaam hadden gelegen, hadden naast hun slankheid en een gou- | |
| |
den kettinkje allen een argeloze zelfgenoegzaamheid gemeen. Alsof ze het vanzelfsprekend vonden dat Eva die dikke vlecht voor hen losschudde en hen sommeerde haar aan te kijken wanneer ze klaarkwamen. Maar wat had ze dan verwacht van een jongen die op zijn leeftijd al een vrouw in het buitenland zoekt?
Ze liep naast hem naar de taxistandplaats en vond het vermakelijk dat hij kleiner was dan zij. En hoe hij zich verontschuldigde dat hij geen auto had omdat dat in Parijs geen doen was. In de taxi struikelden ze beiden over gebrekkig Engels en lachten. Eva kon zich wel inbeelden hoe ze zijn ontwijkende gestuntel als charmant kon gaan waarderen. Toen ze zich betrapte op deze gedachte, draaide ze snel haar hoofd om naar buiten te kijken. Een verandering van houding die haar hielp over te schakelen naar de rol van het provinciale meisje dat van de ene verbazing in de andere viel. Een rol die ze zich had voorgenomen te spelen als de dingen sneller gingen dan ze verstandig achtte.
Het verbaasde haar dat hij niet gelogen had over zijn ruime flat. Hij had woord gehouden over het zicht op de Eiffeltoren en de logeerkamer. Ze onderdrukte het verhaal van die vrouw die bij de tweede ontmoeting niet meer werd opgehaald in een prachtige auto en ook niet terugkeerde naar dat huis met de grote ramen maar naar een naar rook stinkend rijtjeshuis waarvan de blinden niet open mochten overdag. Ze opende het raam en het geluid van de straat schudde haar uit haar terughoudende houding. Het was warm in Parijs maar de lucht kende niet de vochtigheid die de Russische zomers zo langdradig maakten.
Ik ben in Parijs, dacht ze. Ze wist verdomme toch hoe te genieten en dat was wat ze verdomme besloot te doen. Als het op niks zou uitdraaien, zou ze nog altijd wat te vertellen hebben thuis. Ze bekeek zichzelf in de spiegel van de logeerkamer. Hij had haar even alleen gelaten en was zo te horen in de keuken bezig. Hij riep haar. Zijn stem klonk schril wanneer hij die verhief. Ze keek zichzelf recht aan in de spiegel zoals ze vroeger deed voor een universiteitsexamen.
In de huiskamer rook het naar versgewassen wol. Een geur die hij zelf ook leek mee te dragen en die haar, samen met de lichte bolling onder zijn hemd, aan een teddybeer deed denken.
De teddybeer reikte haar een champagnefluit. Hij toostte op de toekomst wat die ook mocht brengen. De champagne leek in niets op de zoete schuimwijn die ze kende. Zuurder. Eleganter misschien?
Het glas dat hij haar gaf, was evenals het zijne, halfvol geweest. Hij schonk haar bij. Weer halfvol. En toen. Wrong hij een plastic kurk die hij uit een la van het salontafeltje haalde, in de groene hals. Zei dat de rest voor morgen was. Glimlachte terwijl hij het zei. Eva keek naar de Eiffeltoren. Twee weken later zag Bertrand Eva's glanzende haar voor het laatst. Nooit meer zou een vrouw hem vragen haar aan te kijken als hij klaarkwam.
| |
| |
| |
Hoe mijn broer zijn verstand verloor
Kom, zet u, ik zal u eens vertellen hoe het zo komt dat mijn broer niet helemaal meer bij ons is. Ik weet niet waar u woont en ik hoef het ook niet te weten. U kent mij niet eens, ik begin hier zomaar opeens te klappen tegen u en u weet natuurlijk niet wat voor vlees u in de kuip heeft, mevrouw of meneer, ja sorry, ik ben mijn bril kwijt maar dan nog, het helpt niet zoveel, ik zie eigenlijk van langs om meer wit voor mijn ogen alsof ik naar een blad papier zit te koekeloeren, maar enfin.
Mijn broer dus, een familie dat is iets speciaals. Het is zoals moedervlekken, ge zit er mee of niet. Soms kunnen ze schoon zijn zoals bij filmsterren, en soms staan ze daar midden op uw gezicht gelijk een vloek in de kerk. Nee, ge kiest het niet maar misschien is dat ook op een bepaalde manier schoon. Mijn vader zei altijd, een familie dat is een boomgaard. Bomen die vrucht leveren en bomen die geen vrucht leveren en de laatste laat ge staan omdat ze schoon zijn of als ze dat niet zijn dan kapt ge ze en hebt ge brandhout. Ik denk dat mijn broer een boom was die ze lieten staan omdat hij schoon van vorm was. De laatste keer dat ik hem bij leven zag, lag hij ook in bed gelijk zo'n boom, stijf en de takken verwrongen naar de lucht, soms een beetje wiegend in de lucht. Catatonisch heet dat. Het is niet mooi, uw oudste broer zo te zien.
Tja, het is niet van te zeggen dat het plantzaad niet goed was. Mijn vader en moeder waren brave mensen, ik en mijn zuster zijn goed terechtgekomen. In de rest van de familie zit er hier en daar wel een met een wiel af maar ja, in een krentenbrood zit er ook wel eens een vlieg in plaats van een krent. Het begon bij hem eigenlijk toen hij in de meisjes geïnteresseerd begon te raken. Daarvoor zat hij op zijn kamer zijn vliegtuigjes in elkaar te knutselen en op school was het geen professor maar hij trok zijn plan. Hij hielp pa soms in de winkel, we verkochten beesten thuis.
Parkietjes, hondjes en schildpadjes en al wat pa kon vinden en de mensen wilden. En vinken, natuurlijk. Voor de vinkenzetting. Ja, nu mag dat niet meer van de groenen maar vroeger was dat wat de Paris-Derby of de Ascot voor de rijken is. Uw vink in een houten doosje en dan turven hoe vaak hij fluit. Simpel en goed, het vermaak van de man in de straat, toch?
Mijn pa en mijn broer waren specialist in het dichtschroeien van de oogjes. Ik was daar geen amateur van. Weet u wat het raarst is als ge dat voor het eerst doet? Dat die vogel zo kalm is. Dat pakt u hoor. Ge denkt dat die gaat spartelen maar hij blijft juist heel stil. Eens ge hem in uw hand hebt, zal hij zijn kop niet meer bewegen. Ge moet wachten tot hij zijn snavel legt op uw duim. Dan neemt ge een ijzerdraad die ge aan een vlam roodgloeiend hebt gemaakt. Ge houdt de ijzerdraad dicht tegen zijn ogen aan. De hitte zal zijn oogleden bijkans laten smelten, het is gelijk dat ze
| |
| |
vloeibaar worden. Als 't afkoelt is het of ze altijd al waren vergroeid.
De truc zat hem in het vasthouden van de vogel. Tijdens het schroeien kan die vogel wat gaan trekken. Maar uw hand is groot en het beestje maar klein. De vink heeft snel door dat hij alleen zichzelf pijn doet en dus stopt hij. Het zijn slimme beesten die vinken. Ge moet dan natuurlijk zien dat ge zelf niet harder gaat knijpen tijdens het branden. Ge zou niet de eerste zijn die een zangvogel doodknijpt van de schrik. En mijn broer die was dus verzot daarvan, allé van die vogels. Toen hij klein was kon hij zo lang kijken naar die beestjes. Uren aan één stuk.
Maar zoals ik al zei begon het schijt toen hij naar de meisjes begon te kijken. Toen hij klein was, was dat een brave, stille jongen en ze dachten thuis al van dat die mijn pa zou opvolgen en de winkel overnemen. Maar op een dag was het uit. Hij zei tegen mijn moeder, ma ik ga weg, het is hier genoeg geweest. Naar waar jongen? Ik zie wel, zegt hem. Maar ik kom hier niet terug voor ik blinkende schoenen aan mijn voeten heb en nog een blinkender vrouw aan mijn arm. Ja, ge moet weten, in die tijd kon ge dat nog zeggen en als ge weg ging dan was dat een expeditie. Nu staat ge binnen het uur waar ge wilt in heel Europa, maar toen smeerde ge uw boterhammekes al als ge alleen al om uw paspoort naar 't stad moest. Mijn moeder smeerde dan ook wat bammekes en maakte een thermos koffie en schreide toen ze het deed. Maar ja, als wij iets in onze kop hebben dan zit het niet in ons gat. Dan kunt ge janken of roepen en tieren en slaan maar ja onze kop is een eenrichtingsstraat. Dus, mijn broer weg. Ons pa zei nog die zien we morgen terug en hij ging het stro verversen voor de konijnen. 't Was niet echt een man van veel woorden, mijn pa. Maar dat is goed, dat moet zo zijn. Mijn moeder kletst tegen u tot uw oren bloeden maar mijn pa praatte alsof iedere letter hem een stuk uit zijn lijf kostte. Maar dat is goed zo, vaders moeten stil en almachtig zijn. Ik ben zo niet. 't Is misschien daarmee dat ik nooit vader geworden ben. Aandacht van de vrouwen, hola dat wel. Maar nooit langer dan tot aan de volgende Pasen. Als het tijd was voor de eitjes, waren de vogels gevlogen. Maar enfin, mijn broer dus.
Twee maanden later. Geen woord gehoord, geen telefoon, geen briefje en dat is zwaar voor een familie. Ik weet niet of u familie heeft maar ge weet toch dat dat zwaar moet zijn. Het zal wel goed komen, zei mijn pa en ging klavers snijden voor de konijnen. En ik denk dat hij in 't geniep blij was dat ons broer zo lang wegbleef. Het maakte hem waarschijnlijk fier dat zijn oudste toch nog zijn eigen plan ging trekken. Per slot van rekening was hij zelf ook verhuisd om zijn eigen winkel te kunnen beginnen.
En opeens, bam! vonden wij mijn broer terug in het kot van de vinken, vader had juist nieuwe. Allemaal doodgeknepen en twee tegen de muur gesmeten. Moeder tieren en mijn broer niks zeggen. Niets, geen woord, geen lid verroerde die. Mijn
| |
| |
pa gaf hem zo'n tets tegen zijn kop dat mijn broer zelf tegen de muur viel en met z'n hoofd langs een bloedvlek schuurde. Soms denk ik dat het juist die klap is die hem helemaal van zijn sus heeft geslagen. Mijn moeder legde hem in bed.
De volgende dag ging ik vroeg de kamer van mijn broer binnen. Hij lag te kijken naar een van zijn vliegtuigjes die hij boven zijn bed had gehangen. Een Spitfire, met een soldeerbout had hij daar kleine gaatjes in gebrand, zodat het kogelgaten leken. Zijn ogen open en groot en maar kijken naar die Spitfire. Ik ga bij hem zitten en vraag zo: ‘Wat is er in u gevaren?’ En hij schrikken alsof hij mij niet heeft horen binnenkomen. Ik voorvoelde toen al dat dat nooit meer goed zou komen met die jongen. Hij praatte tegen mij met een stem, meneer of mevrouw, jongen, zo dun als een sigarettenpapiertje. Het was triestig om te zien. Geknakt in de fleur van zijn leven. Maar ja, sommige mensen hebben dat. Een teer hoofd. Een klein tikske ertegen en de dooier loopt eruit en ge kunt het met de beste wil van de wereld niet meer lijmen.
En wat was dat tikske dan wel, vraagt u nu? Ik zal het u vertellen in zijn eigen woorden. Mijn broer had er genoeg van, van de diertjes. Hij las in de gazet dat ze in de haven dragers nodig hadden. De zee zagen wij niet al te dikwijls en als we hem wel zagen was het vakantie. Dus ja, zee, dat was voor ons plezier en dat weidse heeft mijn broer altijd aangetrokken. Dus hij weg. Niks zeggen thuis, wat ge moet weten, de haven in die tijd, dat was zo'n beetje van de louche kant. Maar kom, het verdiende niet slecht, en ja luister, ge zijt twintig. Ge wilt weg, ge kunt toch niet heel uw leven het water van de schildpadden verversen?
Hij komt aan de haven. De grote stad. De boterhammen van ons moeder in zijn koffer, ziet u het voor u? Mijn broer, alleen nooit verder geweest dan het einde van de straat. Hij komt bij het adres dat in de gazet stond. Ze bezien hem eens goed. Ze zeggen, jongen, gij hebt er de postuur niet voor. Het is waar, mijn broer is een lange maar een magere. Maar zegt hem, ge had toch mensen nodig, dringend zelfs?
Ja, zegt dien tiep achter het bureau, maar als gij met uw lengte dit werk doet hebt ge na twee weken geen rug meer.
En dan? zegt mijn broer, uw schip lossen zal toch geen twee weken duren?
Enfin, lang verhaal kort, mijn broer kon gaan beginnen. Vroeg opstaan, hard werken maar het verdiende niet slecht. Maar natuurlijk, waar was die anders zijn geld aan kwijt? Hij sliep in zo'n pension dat niks kostte. En hij moest niemand onderhouden, dus genieten jongen. Naar 't café tot laat want ik moet u niet vertellen dat dat slag mensen kan drinken. En mijn broer deed mee. Geen zorgen voor morgen. Twintig en eigen geld op zak. Wat wilt u meer? Ja, een lief. Met de vrouwen ging het nog altijd niet vanzelf. En van het soort dat ge daar tegenkomt? Zo zijn wij niet opgevoed.
| |
| |
Maar hoe gaat dat als ge ergens nieuw zijt? Wat doen ze dan? Inderdaad zie, u dopen. Of dat ge nu naar een andere school gaat of naar het leger of naar de fabriek, ge moet eraan geloven. En ik moet u dat niet zeggen maar al wie er met de zee heeft te maken, dat is een ras apart. Die hebben zo'n een eigen manier van doen, een eigen taal. Die zitten in hun wereld en als ge van buitenaf komt, dan testen ze u. Dat is des mensen, zeker? Nu, ze pakten wel vrolijk pinten met mijn broer en die dacht dat hij al na een maand een van hen was. Maar dat was buiten de waard gerekend.
We hebben dat allemaal later moeten horen van de rechtbank. Het was op een vrijdag dat ze hem doopten. Hoe doen ze dat nu? Ze wisten dat ze 's middags een schip zouden lossen met van die grote houten kisten met stro erin. Daar zitten dan meubels in of andere dingen die geen scha mogen lijden van de reis. Ze zouden die kisten aan wal brengen en dan waren ze klaar voor die dag. En wat hebben ze toen gedaan met die broer? Eerst zeggen dat hij naar de bureau moet. Terwijl die weg is, breken ze een van die kisten open. Ze halen eruit wat erin zit en steken dan de helft terug vol met stro. Dat moet natuurlijk allemaal in geniep want als de baas ziet wat ze met de lading aan het doen zijn dan is de haven te klein. Mijn broer komt terug, die maakt zo'n beetje van zijn oren omdat ze met zijn kloten hebben lopen spelen. Ze lachen eens samen en zeggen dan tiens, ge moet eens kijken wat ze nu weer in die kratten hebben gestoken. Mijn broer, die gaat kijken in die kist, dan raprap doen ze dat deksel dicht, een paar nagels derin, ze gebaren naar de kraanmachinist, die natuurlijk ook in het complot zit, dat de kist weer naar boven mag. Die haalt die kist naar boven, draait er zo'n een paar keer mee en laat hem dan stil hangen. De gasten beneden zeggen, allé tot maandag en niet pissen op de lading. De bedoeling was dan dat ze hem vijf minuten zouden laten hangen, hem dan weer naar beneden halen, er eens goed mee lachen en dan ene gaan drinken.
Maar wat wil dat godverdomde toeval nu? Ja, excuseer dat ik emotioneel word, maar het gaat hier wel om mijn broer hé. Die kraan was kapot, die lier zat geblokkeerd of weet ik wat eraan scheelde, tijdens het proces hebben ze het ook niet duidelijk gekregen wat er gebeurde.
Twee uur. Mijn broer heeft daar uiteindelijk twee uur gehangen. Moet ik u nog zeggen dat hij in shock was? Dat er kortsluiting was van boven? Toen ze hem eindelijk naar beneden haalden, hebben ze hem gevraagd, nee gesmeekt of dat hij niks tegen niemand wou zeggen. Het volgende moment stond hij in ons vinkenkot. Hij had niet eens zijn boeltje gepakt in het pension. Dat is toen van langsom slechter gegaan met die jongen en na een paar maanden hebben we hem moeten wegsteken. Mijn moeder is er niet oud van geworden.
Voilà, dat was het verhaal over mijn broer. Nee, zij hadden in de haven ook niet kunnen weten dat mijn broer daar zo'n tere voor was. Hoe kunt ge nu weten waar iemand zot van wordt? Kunt ge dat weten, meneer, mevrouw?
| |
| |
| |
Marx neukt niet
It's a lot like life
Depeche Mode
| |
I
De eerste keer dat Gilbert O'Rourke mij zijn plannen uitlegde, luisterde ik met de glimlach die ik me eigen had gemaakt door avondenlang slecht verdienende zakenmannen aan te horen als barman van een hotel langs de snelweg. Wie die avond gezegd had dat ik uiteindelijk een jaar van mijn leven met hem zou doorbrengen, had ik uitgelachen.
Na mijn tijd aan de universiteit, zocht ik werk met zo min mogelijk verantwoordelijkheid en vond het in een hotel met beige lakens waarin voornamelijk mannen logeerden. Mannen die zelden buitenshuis sliepen en daarom in hun kamer overvallen werden door eenzaamheid en verveling. Zij brachten het meeste geld op omdat ze de minibar leegdronken of keken naar het betaalkanaal.
Een klein deel van de gasten interpreteerde deze loomheid als iets wat hoorde bij hun pas verworven status van man-van-de-wereld. Het was deze soort die ik aan de bar zag. Ze waren herkenbaar aan het ongemak waarmee ze cocktails bestelden die ze anders nooit dronken. Er waren er zelfs die het shaken, not stirred wilden.
De bar was open tot middernacht en nooit druk omdat ik constant te hard Depeche Mode draaide. Niet dat ik hield van die synthesizerhomo's. Maar ze hielpen de stoelen leeg te houden.
| |
II
‘Socrates scheen op het voedsel te spuwen als het werd opgediend om aan te geven wat van hem was.’
‘Dat kunnen we niet hebben. Als iedereen op het buffet gaat staan spuwen, dan eet niemand nog wat.’
‘Hoor wie het zegt. En jij bent diegene die Cirkel van stront als agendapunt heeft laten vaststellen.’
‘Maar dat is iets anders. Je moet dat meer zien als een iets voor een themadag. Dit is een brainstorm, het hoeft niet allemaal meteen bruikbaar te zijn.
Negenennegentig procent transpiratie en één procent inspiratie, dat idee.’
‘En hoeveel procent fecaliën, meneer O'Rourke?’
‘Als je zo gaat beginnen dan is het misschien beter dat je je terugtrekt uit dit project, meneer de filosofisch adviseur.’
‘Goed, laten we het over iets anders hebben,’ zei ik in een poging de gemoederen
| |
| |
te bedaren, ‘wat ik me wel herinner van Socrates is een gravure waarop hij te zien is opgetuigd als een paard terwijl Xantippe hem berijdt.’
‘Was dat niet Aristoteles?’ vroeg O'Rourke.
‘En wie zou hem dan wel berijden?’
‘Nee, nee, nee, het gaat weer helemaal de verkeerde kant op! Ten eerste was Xantippe helemaal geen helleveeg,’ zei de historisch adviseur, die onwillekeurig iedere eigennaam benadrukte door het speeksel dat uit zijn mond spatte als hij iemand noemde. ‘Dat beeld hebben de cynici gecreëerd om Socrates' leer belachelijk te maken en bovendien had ze ongetwijfeld goede reden om boos te zijn want in plaats van voor zijn drie zonen te zorgen zat hij alleen maar wat te kletsen op het marktplein...’
‘Kijk, de platonist geeft zich weer eens te kennen,’ verzuchtte de filosofisch adviseur.
‘Maar wat maakt dat nu uit dat het historisch gezien niet waar is. Vraag aan tien mensen wie Anaximander is...’ probeerde ik.
‘Xantippe,’ corrigeerde de filosofisch adviseur.
‘Dank u. Vraag aan tien mensen wie Xantippe is en zes ervan zullen zeggen dat ze het niet weten. Eén zal zeggen dat het een oud merk typemachine is.’
‘Dank je voor de instantstatistiek,’ zei O'Rourke, ‘maar om die dertig procent zal het ons te doen zijn.’ En zijn twee pinkringen tikten tegen de bel cognac ter afsluiting van het agendapunt.
| |
III
Zodra ze overschakelden op bier, gingen ze met me praten. Over vrouw en kinderen, met foto's uit de portefeuille natuurlijk. Over een eigen bedrijfje dat ze wilden beginnen. Of ze vroegen hoe oud ik was en spraken me dan vanuit de hoogte toe alsof ik een jongere versie van ze was die weer op het goede pad gezet moest worden. Waarop ik de muziek wat harder zette.
Soms zat er een enkeling zich moed in te drinken om een escort te bestellen. Als een paar uur later een meisje naar de lift stapte, viel het me altijd op hoe mooi en jong de meisjes waren. En dat ze hard en pinnig naar snoep roken. Fuck, wie zegt dat hoeren uitgelubberde vleeszakken zijn, heeft blijkbaar nog nooit op een gezeten. Hun opgebonden haren, hoge hakken en Slavische jukbeenderen hadden zelfs een os een stijve gegeven. Aldus de nachtreceptionist die een commissie kreeg om altijd hetzelfde bureau te bellen en wel vaker gemankeerde landbouwmetaforen gebruikte om zijn boerenjeugd te benadrukken.
Op een avond kwam de taxi van een meisje niet opdagen. Het was na twaalven en ik zette de krukken op de bar. Ze vroeg of ze mocht bellen en toen niemand
| |
| |
opnam, zei ze dat ze van Depeche Mode hield. Ik zei dat ik haar wel een lift wou geven. Ik moest haar afzetten bij een tankstation en nog voor ze de deur had dichtgegooid had ze een sigaret opgestoken. Toen ik haar zei dat het gevaarlijk was om te roken zo dicht bij benzinepompen, glimlachte ze. Ik reed weg en kon me wel voor het hoofd slaan omdat ik te schijterig was geweest. Begrijp me niet verkeerd, ik kan dan wel fijn cynisch uit de hoek komen, maar zoals wel met meer types van mijn soort is het stramien van mijn dagen toch ook gewoon poging tot, falen in en zuipen van. Als dat geen grootsteedse variatie is van metro-boulot-dodo, dan weet ik het ook niet meer. Anyway, het was de eerste keer dat ik zo dicht bij een meisje van plezier was gekomen. Misschien was het de spijt haar niks gevraagd te hebben, dat ervoor zorgde dat ik meeging in O'Rourkes idee. Meisje van plezier, prachtige uitdrukking toch?
| |
IV
Gilbert O'Rourkes aanblik bood net als zijn naam een collage aan van nationaliteiten en in onbruik geraakte gewoontes. Bij onze eerste ontmoeting droeg hij een crèmekleurig pak waarvan het vest bezaaid was met een horlogeketting, een goudkleurige dasspeld met een stierenhoofd erop waarvan de ogen rode steentjes waren (‘omdat ik in mijn leven voor de bull's eye ga’) en een pince-nez die aan een zilveren ketting danste. Aan het puntje van zijn das bungelde een Eiffeltorentje dat bij het zitten op zijn gulp rustte en in het knoopsgat van zijn revers prijkte de rozet van het Rotary-wiel. Uit zijn mouw hingen de brede schakels van een armband. Zijn uitbundige kledij moest misschien verhullen dat hij vel over been was. In iedere beweging van zijn lichaam leek zijn hoekig skelet door te priemen. Als in een definitieve poging zichzelf belachelijk te maken, legde hij zijn panamahoed over de asbak. Voor de rest zat er niemand in de bar.
‘Een whisky, jongeman. Een Ierse want leveranciers aan de opperhoer Queen Mother dienen voor immer onder Hadrianus' muur te worden bedolven. En kan die muziek niet wat zachter, als ik het wordingsproces van de metallurgie wil volgen, toog ik wel naar een scheepswerf!’ Een minuut later likte hij zijn knevel af en tikte met zijn pinkring tegen het lege glas. Zijn Engels had een accent dat ik niet kon duiden.
‘Hetzelfde jongeman, en zeg mij eens wat voor boek je aan het lezen was voor ik de gewijde rust van deze smidse verstoorde.’ Ik draaide hem de kaft van het boek toe waarvoor ik tijdens mijn studie te lui was.
‘Aha, Proust! De eeuwige zoektocht naar hoe je kunt overleven als verveelde homo in een achterlijk Frans boerengat. Vertelt u mij eens, bent u vertrouwd met het werk van Flaubert?’
| |
| |
‘Ik ben erop afgestudeerd.’
Hij kuste zijn beide pinkringen. ‘Fortuna's wiel tilt me naar boven en ik kom nog lang niet naar beneden!’
| |
V
Toen O'Rourke Helen ontmoette was ze dominatrix in House of Pain, een bordeel in Los Angeles, volgens ingewijden de beste SM-kerker in de westerse wereld. Helen leek in niets op de laklederen karikaturen die ik kende uit de vieze blaadjes uit mijn pubertijd. Had je gezegd dat ze advocate was, met haar inblonde haar, mantelpak en matglanzende nagellak, ik geloofde je.
Wegens haar bedrevenheid in Japanse touwbondage had ze jarenlang samengewerkt met eroticafotografen. In O'Rourkes kantoor hing nog een overblijfsel uit die tijd. Een levensgrote zwartwitfoto van een kaalgeschoren Japans meisje dat half in een glazen waterbak hing. De waterspiegel sneed haar in de lengte doormidden. Touwen om haar borsten, heupen en benen bevroren haar in eeuwige suspensie. De symmetrie werd alleen doorbroken in haar gezicht omdat ze haar neus net boven de waterspiegel hield.
‘We hebben het een paar keer geprobeerd om het hoofd in het verlengde van haar lichaam te krijgen maar omdat de fotograaf geen flits wou gebruiken, duurde de belichtingstijd zo lang dat ze haar adem niet meer kon inhouden. We kregen het nooit helemaal goed.’
Ze zei me dat ze de VS had verlaten omdat haar klanten steeds dikker en dommer werden. ‘En Gilbert zei dat ik hem moest opzoeken als ik terug naar Europa ging, zodoende.’ Zo lang had ze nog nooit met me gepraat. Ze ging zich omkleden. Jaren later ontdekte ik dat ze aan huis ontving maar ik wist dat ik haar niet zou kunnen betalen. Bovendien heeft ze me nooit gemogen.
| |
VI
‘Het beeld van een geschoren vrouwenoksel dat zich opeens aan je vertoont, zoals je plotsklaps een gezicht in de volle maan meent te zien, gooit me met evenveel snelheid en kracht van mijn apropos als een inzicht in de meest complexe theorie of de schoonheid van een versregel van Neruda.’ O'Rourke was bij deze woorden gaan staan en de halogeenlampen boven de bar deden de ogen in zijn bleke schedel oplichten als van een waanzinnige.
‘Beantwoord mijn vraag, jongeman. Wat geeft je het meest genoegen?’
‘Vrouwen en boeken, denk ik.’
‘Dank u. U valt helemaal binnen het verwachtingspatroon. En waar slaapt u het liefst mee? Domme vrouwen of slimme?’ Zonder mijn antwoord af te wachten ver- | |
| |
volgde hij: ‘Slimme natuurlijk. Omne animal triste na coïtus, zongen de oude Grieken al. Maar wat die eerbare togusdragers vergaten, is dat we allen dieren worden tijdens de geslachtelijke betrekkingen. Zodra het deel van uw lichaam in het hare gaat, kukelen we een paar treden terug van de evolutionaire ladder. We gaan kreunen en grommen, onze ogen draaien weg, we horten kwijlend onze erectie achterna als een roedel wolven de eenzame houthakker in het winterbos. Onze hersenhelften krimpen ineen tot de zenuwknopjes van een reptiel. Zie ik het fout? Zeg het me als ik het fout zie!’ Zijn middenrif rinkelde van de kettingen. David Gahan zette ‘Personal Jesus’ in.
‘En ik zeg je, dat is waarvoor we de wetten overtreden, have en goed opgeven, vreemdgaan en onze vroegere geliefden vervloeken. Om weer dier te worden, om het maniakale schreeuwen van ons geweten heel even te smoren, om even, al was het maar voor de duur van een zucht, een bliksemflits, een trilling van de spieren, even niet te zijn. Te vergeten en dier te zijn.’
‘Maar wat maakt het dan uit of ze slim is of dom?’
‘Hij of zij, Anaximander. Niet seksistisch worden. Het late uur mag geen excuus zijn om het fineerlaagje van de beschaving te laten afbladderen. Vul mijn glas en ik leg het je uit.’ Ik schonk ook voor mezelf in. Het was na twaalven.
‘Als we aannemen dat het dier-worden het kernbestanddeel is van de vleselijke geneugten is het de kwestie dat wordingsproces zo lang mogelijk te laten rekken. En wees eerlijk, wat acht u het meest genotsrijk? De degeneratie van een eenvoudig wicht die wacht tot ze kinderen kan gaan werpen of de langzame Umwertung van een vrouw die niet alleen onderlegd is in de fijne kunsten maar ook weet heeft van politiek en filosofie en tevens op de hoogte is van waarom men geen kaviaar met zilveren lepels eet? Inderdaad, mijn waarde. Die keuze is makkelijk, nietwaar?’ Hij ging terug zitten.
‘Een intelligente vrouw kiest ervoor om dier te worden, om haar egoïstische genen te laten afbrokkelen en daarom is zij des te aantrekkelijker. Zij weten het vleselijk verval te rekken zoals Satie de stilte tussen de noten zo breed mogelijk oprekt totdat de stilte zelf muziek wordt.’ Hij spreidde de vingers boven de bar en bespeelde die als een gigantische piano. ‘Snapt u?’ Ik knikte.
‘Heeft u misschien wat Satie in huis?’
| |
VII
‘Om discussies als de vorige keer te vermijden, zal ik enkele grenzen trekken. Ik wil niets meer horen over De Sade, Sacher-Masoch of de Klassieken. Te cliché, te voorspelbaar, te makkelijk.’ O'Rourke opende met deze woorden de tweede brainstormsessie die ideeën moest opleveren voor zijn bordeel voor intellectuelen. Met
| |
| |
vijf waren we. O'Rourke, die voor de gelegenheid een mariachihemd en een grasgroene smoking had aangetrokken, zat naast Helen die net had geëist dat er niet gerookt werd. Ze was als laatste de kamer binnengekomen. Haar parelsnoer sloot nauw aan haar hals aan. Haar blonde wenkbrauwen waren perfect symmetrisch geëpileerd en de manier waarop ze aan tafel zat verraadde dat ze als jong meisje aan ballet had gedaan. Of dat ze een korset droeg. Aan haar armband hing één bedeltje. Een kleine gouden sleutel.
De geciseleerde aanblik van Helen zag zich niet weerspiegeld in de sjofele kledij van de drie adviseurs waar ik er een van was. Het was voor ons drieën de eerste keer dat we Helen zagen en we dachten allemaal hetzelfde. Dat ze maar een van die messcherpe wenkbrauwen hoefde te fronsen om alles van ons gedaan te krijgen. Ze leek uit blond licht gesneden als een silhouet uit zwart papier. Bij de volgende ontmoeting zou ze kleiner zijn dan ik me herinnerde. Toen ik haar later zou zien in zwart negligé en rijglaarzen zouden me als eerste haar zware borsten opvallen. Zoals ze rechtop aan tafel zat, durfden we niet eens naar haar decolleté te kijken. O'Rourke zag onze open monden en amuseerde zich.
‘Heren, heren. Ik ben blij om te zien dat ik uw aandacht heb. Meneer de historisch adviseur, heeft u mij gehoord toen ik zei dat ik niets van de oude Grieken of Romeinen in mijn tempel wil?’
De aangesproken adviseur, een geschiedenisleraar die ontslagen werd omdat de geruchten over zijn gedrag bij de nablijvers niet langer onderdrukt konden worden, herstelde zich.
‘Dat kan ik niet anders dan een jammerlijke beslissing vinden, Meneer O'Rourke, vooral omdat ik een belangrijk deel van mijn exposé heb gewijd aan de mensen die ons Eros en Amor hebben gebracht. Wist u bijvoorbeeld dat in Griekenland de prostituees hun eigen specialiteit hadden naargelang de streek waar ze werkzaam waren? Die van Lesbos waren meesters van de cunnilingus en de Fenicische wisten dan weer hoe ze zo obsceen mogelijk hun mond moesten versieren en hoe de fallus te bestrijken met honing om zo subtieler te kunnen afzuigen. De Corinthische waren dan weer de meesters van het totaalwerk...’
‘Ik ben blij om te horen dat u zich zo trouw van uw onderzoekstaak hebt gekweten. Toch weet ik uit eigen ervaring dat sessies die geïnspireerd zijn door de Klassieke Oudheid binnen de kortste keren uitdraaien op vaudevilletheaters met slecht zittende toga's en afgezakte laurierkransen.’ Helen had gesproken. De vroegere geschiedenisleraar maakte hetzelfde handgebaar als hij gemaakt had tegenover de directeur die hem ontsloeg. In dat gebaar leek hij op een mensenschuwe hond.
‘De Sade, idem dito,’ zei O'Rourke. ‘Klinkt leuk, heb ik in New York ook een keer besteld. Totdat je reet aan stukken gegeseld wordt door een of andere trut met
| |
| |
Frygische muts op waarvan de kokarde ook nog eens de verkeerde kleuren heeft. Overwinning van de Ondeugd op de Deugd. Ik dacht het niet. En al wie Venus im Pelz heeft gelezen weet wat voor oersaai boek dat is. Meneer de filosofisch adviseur, laten we uw collega even wat afchambreren en vertel eens wat u klaar heeft als opties voor de themakamers.’
De filosoof, wiens naam ik vergeten ben, moet in de dertig geweest zijn. Deed iets met websites, hoorde ik later. Toen nog een redelijk onbekend fenomeen. Hij schraapte zijn keel. ‘Zonder me uit te laten over de waarde van hun theorieën wil ik Freud en Marx als mogelijke thema's voorstellen. Voor Freud dacht ik aan de klassieke sofaopstelling, waarbij dan de juffrouw van dienst de rol van de analysant op zich neemt en de klant die van de therapeut. En de rest van de scène laat ik natuurlijk over aan de verbeelding beider deelnemers. Wat Marx betreft, ik dacht aan een collectief dat op de vooravond van...’
‘Op Marx valt niet te neuken. Dat is alles wat ik erover te zeggen heb.’ O'Rourkes stem had ijskoud geklonken en zijn woorden misten de frivoliteit die al zijn zinnen zo pompeus maakten. Alsof hij deze zin al geformuleerd had in een tijd voor hij zijn huidige rol speelde. De geschoffeerde adviseur verliet de kamer om nooit meer terug te keren. Had de geschiedenisleraar meer kloten aan zijn lijf dan had hij hetzelfde willen doen. Ik bleef zitten. Vergeet niet dat ik tot dan toe mijn leven spendeerde in een hotel langs de snelweg.
| |
VIII
Je had hen die zich op voorhand schuldig voelden en na afloop niemand durfden aan te kijken. Je had de opgeluchten die nog hun broek dichtknoopten, alsof ze net van de plee terugkwamen. ‘Hadden ze staarten, ze zouden kwispelen,’ zei Christine over die laatste soort. Die avond moesten we haar Encarnación noemen. Ze speelde de rol van een au pair die voor een Duitse familie in Argentinië moest werken. Het was de sessie van de maand in de Genetkamer maar was geen groot succes. Carnita kon überhaupt niet goed samenwerken met Helen. Ze rookte, was mollig, had een kind en een diploma kunstgeschiedenis. Helen rookte niet, was mager en voor de rest wist ik weinig meer van haar dan wat ze over de foto verteld had.
Maar de drie andere kamers draaiden goed. Het eerste Europese filiaal van MyrthisTM Your fantasy, our duty was nu al een halfjaar open en vooral expats die de keten nog kenden uit de Verenigde Staten beleefden bij ons hun momenten van seksuele nostalgie. De keten, vernoemd naar een hoer wiens pijpkwaliteiten geëerd werden op de gefossileerde muren van Pompeï, leasde concept en naam uit. In Amerika was het in de meer liberale staten al jaren een doorslaand succes en O'Rourke ging als een goudzoeker in spiegelbeeld zijn geluk beproeven aan de andere kant van de oceaan.
| |
| |
Ik stond achter de bar en had de artistieke regie over de Flaubertkamer gekregen. Naar de richtlijnen van het hoofdkantoor waren we slechts in het weekend geopend, wat me voldoende vrije tijd gaf om op zoek te gaan naar de goede stoffen voor de jurken, artisanaal snoepgoed en oude theeserviezen. O'Rourkes favoriet was Flauberts Reis naar de Oriënt. Toen ik hem er voorzichtig op attendeerde dat Flaubert de sief had opgelopen tijdens die reis, keek hij me aan alsof ik hem dodelijk beledigd had. O'Rourke, die dag gekleed in het vale zwart van een straatpredikant inclusief witte boord, bitste me toe dat ik moest opschieten ‘of anders vind ik wel een andere acoliet voor het Grotere Goed’. Hij gaf me als richtlijn dat de sessie dezelfde ontregeling moest teweegbrengen zoals Flaubert had ervaren tijdens zijn verblijf buiten het kleinburgerlijke Frankrijk. Ik ging naar de universitaire bibliotheek die ik vroeger zo verafschuwd had en begon aan het scenario.
Ik had twee meisjes van plezier - bedrijfsbeleid om hen zo te noemen - tot mijn beschikking staan. Nadja Cipusev en Virginie (haar achternaam wou ze niet kwijt) waren afgestudeerd aan de toneelacademie en verkozen dit werk boven het opluisteren van bedrijfsuitjes of het naspelen van crisissituaties voor vliegtuigpersoneel.
De sessie begon met een scène uit de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis die Flaubert had bezocht. Eens de klant was gaan zitten, kwam Virginie de kamer binnen in een djellaba gekleed. Eerst veinsde ze naar hem toe te kruipen om zijn hand te kussen, maar als de klant aanstalten zou maken om die uit te steken, draaide ze zich en toonde haar kont terwijl ze ‘Onthoofd me, doordring me, neem me’ moest roepen, terwijl ze koprollend door de kamer moest buitelen. Daarna zou Nadja hem in het bed roepen waar ze lang lepeltje-lepeltje zou blijven liggen, net zolang tot de klant zou protesteren. Dat was het teken voor de ‘eeuwige beweging’ zoals het omschreven werd in het procedurehandboek van Myrthitm. Als slot zouden de twee meisjes naakt thee serveren uit koperen kannen met lange tuiten. Wie bijbetaalde zou vervolgens Nadja en Virginie eeuwig zien bewegen waarbij ze elkaar citaten toefluisterden als: ‘O volle maan, genoeg onbarmhartigheid en smart; de tijd is gekomen om je belofte aan de hunkerende minnaar na te komen.’ Of: ‘Laat de mensheid zijn zoals ik, zeggen hen die de wereld niet begrijpen. Maar zo bent u niet. U wilt uw god met beide handen vatten.’ Het geheel duurde twee uur. Een uur later en de volgende klant kon bediend worden. Ik hoor de verwijten al maar ik kan zeggen dat ik trots was op mijn werk. Hoeveel van jullie kunnen dat zeggen? Nadja en Virginie gaven me niet de indruk uitgebuit te worden. Bovendien verdienden ze meer dan ik. Ik ving nauwelijks meer dan in het hotel. Maar hier was het afrukken op kosten van de zaak. En wie kon zeggen dat hij de werkweek begon met het keuren van outfits die gebaseerd waren op Fellinifilms of moest timen hoe- | |
| |
veel seconden Christine nodig had om uit het kardinaalstenue te stappen waarin ze de jonge Rodrigo Borgia uitbeeldde?
| |
IX
Ik weet dat ik verliefd ben als mijn handen gaan trillen. Dat deden ze toen ik per ongeluk een repetitie van Nadja en Helen verstoorde. Nadja was vastgebonden aan een imitatiemarmeren zuil en Helen geselde haar. Althans, ze deed alsof. Helen was nog een van de weinige dominatrixen die overweg kon met een bullepees en liet de zweep net voor Nadja's borsten knallen. Ik opende zonder kloppen de Genetkamer waar ze aan het oefenen waren. Ik zocht een pij die thuishoorde in de Borgiakamer. Gisteren had een Amerikaanse professor semiotiek de ‘Bernardus van Clairvaux’-sessie geboekt, een van mogelijkheden van het keuzemenu dat op voorhand gereserveerd moest worden. Het keuzemenu was samengesteld op basis van wat succesvol was gebleken uit de jarenlange ervaring die Myrthistm in de Verenigde Staten had opgebouwd. Vooral de lactatioscène waarbij moedermelk op de lippen van de klant werd gespoten oogstte bewondering. Het vergde een goed gevoel voor timing en een vaste hand.
Helen en Nadja hadden hun werkuniformen nog niet aan, wat de scène potsierlijk en banaal tegelijk maakte. Helen droeg haar mantelpakje en zag er onberispelijk uit. Alleen een enkele lok was uit haar immer strak opgestoken knot gevallen. Nadja had een zwart T-shirt aan boven een jeans. Haar boezem was door de touwen ingesnoerd. Mijn handen begonnen te trillen. Helen vroeg of ik de kamer wou verlaten. Ze sprak tegen me alsof ze het tegen een kind had.
Ik vergalde een toekomstige romance door na een doorloop van een nieuwe Flaubertsessie me door Nadja te laten afrukken. Ik daag iedere man uit om aan die verleiding te kunnen weerstaan.
| |
X
Later zou Helen in een interview met het vakblad voor volwassenencreatie toegeven dat het bergaf begon te gaan met Europa's eerste belevingsbordeel op het moment dat ze clichés als de sessie die ik onderbrak, toeliet. Na veel gepalaver en boze woorden mochten Helen en Nadja zich van O'Rourke toch aan het Venus im Pelz wagen. Hij moest wel. De expats hadden blijkbaar genoeg van de eindeloze informatierondes in de surrealistenkamer waarbij doorgevraagd werd naar het aantal minuten dat het duurde voor ze tot een zaadlozing kwamen en op welk tijdstip van de dag ze het liefst de liefde bedreven en aan welke posities ze het meeste plezier beleven. Om daarna met de dobbelstenen te bepalen met welke deel van de ‘eeuwige beweging’ ze zouden beginnen. Als je geen geluk had begon je met het
| |
| |
orgasme waarna je vervolgens gepijpt werd. Dat Christine tegelijkertijd de klankdichten van Kurt Schwitters declameerde, kwam de geilheid niet ten goede. Het deed O'Rourke die de surrealistenkamer persoonlijk regisseerde pijn. Hij was zelf een groot bewonderaar van Raymond Queneau en zijn Exercises de Style, waarin de Fransman een banale anekdote op negenennegentig verschillende manieren vertelde. Als eerbetoon deed O'Rourke hetzelfde met zijn kledij, zo bekende hij me op de avond waarop Myrthistm de deuren sloot.
Het was overigens de eerste keer dat er lezersbrieven werden verstuurd naar het vakblad. Uitbaters kafferden O'Rourke (die buitenlandse parvenu!) uit om zijn pretentie en domheid. Wist hij niet dat er al veel langer belevingsbordelen op het continent waren en dat Amerikanen niet moesten denken dat ze ook op het vlak van het volwassenenvermaak de markt konden innemen.
| |
XI
Ik werd natuurlijk niet geïnterviewd maar als ik een moment zou moeten noemen waarop onze Myrthistm voor het eerst stuiptrekkingen vertoonde, dat zou ik het over de avond hebben waarop de Italianen ons bordeel aandeden. Ze belden ons met de vermelding in de stad te zijn voor een conferentie en wilden nu wel eens de theorie omzetten in praktijk. Het was een al te marxistische opmerking en dat had ons moeten waarschuwen. Het aantal reserveringen liep echter al een paar maanden terug nadat de eerste golf van Amerikaanse nostalgiezoekers voorbij was. Nieuwe klanten bleven uit. Op een paar hoerenlopers met een bibliotheekpasje na die na afloop altijd begonnen te discussiëren over de interpretatie van de gekozen themata. Maar op mensen met een bibliotheekpasje kon geen winst gegenereerd worden.
De Italianen waren dronken toen ze binnenkwamen. Dat was niet uitzonderlijk, alleen waren ze ook luidruchtig. O'Rourke probeerde hen te bezweren door wat Rilke in het Italiaans te citeren waarop een van hen schunnige rijmpjes begon te mompelen. Iemand die de oudste van de groep leek te zijn, richtte zich op en vroeg of het mogelijk was een sessie te krijgen die geïnspireerd was door de getallenreeks van Fibonacci.
‘Het spijt me, maar speciale verzoeken moeten een maand op voorhand aangevraagd worden.’ De Italiaan sloeg een arm om O'Rourkes geëpauletteerde kaki schouder.
‘Nee, meneer, het is simpel. Fibonacci. U zit hier met het puikje van de Italiaanse wiskunde dus we zullen u haarfijn uitleggen wat er moet gebeuren. We beginnen met één meisje en dan gaan we naar nog een meisje, dan willen we er twee, dan een trio, daarna vijf en - als we het nog in onze lichamen hebben - acht. Nu, u ziet
| |
| |
maar wat mogelijk is maar ik waarschuw, we hebben net spinazie gegeten. Het belangrijkste is dat de verhouding van de opeenvolgende aantallen een limiet nadert die gelijk is aan de Gulden Snede.’ De Italianen schaterden het uit.
O'Rourke rukte zich los. Hij had ervaringen met dit soort toestanden. Sterker nog, als filiaalmanager was hij hier in Amerika op getraind. Hij zou nu gaan zeggen dat de heren blijkbaar niet vertrouwd waren met het beleid van Myrthistm. Dat ze zich dienen aan te passen aan de in dit huis geldende regels of dat ze anders vriendelijk gevraagd werden om het pand te verlaten. Meestal was dat voldoende. Alleen zei hij het die avond niet. Hij ging naar boven en informeerde de meisjes dat er vanavond geen sessies zouden worden gehouden. Hij zei zelfs het woord ‘neuken’. Waarop Helen langzaam de trap af stapte, haar jas uit het kantoor haalde en wegging. De Italianen werden in twee shifts afgewerkt en gingen weg toen ik loog geen grappa in huis te hebben.
Ik ging naar O'Rourkes kantoor om de boel af te sluiten. Hij keek me niet aan. Toen ik mijn jas aantrok verzuchtte hij: ‘Mijn god, ik ben een pooier geworden,’ en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. De pinkringen op zijn oogleden.
| |
XII
‘Woeha! Ik weet niet waar jullie dat ene meiske vandaan hebben gehaald. Maar ik was nog niet binnen in het boudoir of ze stortte zich op mijn gulp alsof ze in jaren geen saucisse had gehad. Zij kan soep met balletjes door een rietje zuigen. Als zij begint, zit het laken tot halverwege mijn reet vanwege de luchtverplaatsing. Nee, zoals jullie hier de mohikaan scalperen, dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ Hij sloeg Gilbert die aan de bar zat hard op de schouder.
‘Enfin, barman, iets voor de keel graag. Mijn reservelampje knippert weer.’
Ik had de kracht noch de snelheid voorzien in O'Rourkes skeletachtige armen. De man zat net op de barkruk die meezwiepte onder de kracht van O'Rourkes vuistslag. Er moest een ambulance aan te pas komen. Later die avond vond ik O'Rourke terug in de Borgiakamer. Hij zat op het ligbed en had zijn hand gestoken in een bisschopsmijter waarvan hij pluisjes zat te plukken. ‘We moeten er ons goed van bewust zijn dat wanneer onze ogen zich voor het laatst zullen sluiten, het alleen maar deze dingen zullen zijn die we zullen zien. De mooie ornamenten, de mantels en kanten kleden, dat is wat ons bijblijft. De rest is afwezigheid.’ De volgende ochtend was hij verdwenen. Volgens Nadja had hij die nacht al het land verlaten. Ze begon samen met Helen een website. Ik ging terug naar het hotel en bleef glimlachen tegen vreemden.
|
|