| |
| |
| |
Hans Verhagen
Lagen van liefdadigheid (oorlogstaferelen)
1 Gezagsgetrouwen
Verdoemd per tong en ter been geblokt
waren deze mannen onze gastvrouwen
in een land gedomineerd door angsten:
geen durfde vertellen wat er om ons heen gebeurde.
Waarom zwaarbewapende gezagsgetrouwen jankten,
de nacht dat het naar lentebloesem geurde,
en waarheen hun hinkepoten ging
werd ons jongetjes onthouden.
In hoge strategische nood zij ijsbeerden
waar de sneeuwjachten toch bleven
hun door de voorzienigheid beloofd.
Ze probeerden nog een doorbraak te forceren,
de zwijgende krijgers, maar faalden; vervolgens
dommelden zij weg in een gedroomd succes.
Misschien ook waren ze wel dood.
Des te beter. Je kreeg toch nooit antwoord.
Uit gewoonte werd nog wel gegrepen naar de fles,
en nu en dan zo'n lamstraal en zo'n lastpak zoals wij
als een afgekloven lamsbout op het vuur gegooid.
| |
| |
| |
2 Onderdanen
Zwaarbetaalde stuntmannen en straatarme veteranen
- helden van een land dat nooit bekend stond om zijn mededogen -
zag ik samen doorheen kaalslag gaande onder tranen.
De gewijde stilte in de cockpit was inmiddels al verstomd
door gesnik van onderdanen.
Het geritsel van de hebzucht maakte zelfs het mooiste nog verrot.
Daar was je dan een grote jongen voor geworden.
Je kon net zo goed een nijlpaard in zijn bellen blaffen.
Alles wat me lief was ging kapot,
alles wat lief aan me was.
| |
| |
| |
3 Zonnevogel
Hun eeuwig-verstoorde blik moeten sterke mannen wijten
waarin schuldgevoel z'n best doet op een aantijging te lijken.
Hun gebrek aan neus voor bijv. lentebloesem maakt ze,
gezien de macht waarnaar zij van nature streven,
Van alle verslagenen op aarde zijn zij de verslagensten,
omdat ze eigenlijk begaafde slaven zijn, in dit leven
al zo goed als uitverkocht.
Heb je het kloppen gehoord?
Ook dat zijn sterke mannen, al sinds mensenheugenis
ongeduldig dringend aan de hemelpoort
Wel zeilt over ons de trotse zonnevogel
namens ons het hoofd hoog boven water,
maar een schot gelost door één van ons
activeert het lot van alle trots:
ons rest alleen een pluk vertederende vederdos.
· Van sterke mannen blijft niets hangen op het moz.
| |
| |
| |
4 Ons vader
Ook ons moeder zag ik staan, de enige met droge ogen
De moederschoot gaf mij iets authentieks maar weerhield mij niet
van de laatste mode: argwaan.
Hoe moest ik mij verwoorden?
Moest ik mij soms schamen?
Moeder wat hebt u gedaan?
Ons vader had een tijdje in zichzelf geloofd,
en wij weer eens naar hem omkeken was hij helemaal
genoeg om nooit meer naar kantoor te gaan.
| |
| |
| |
5 Val
Zwaarbesnaard schuiven ze dichterbij,
in hun hoeden uitgedeukte denkbeelden, bedoeld ons te bedrukken:
ze gaan ons grijpen op verdenking van ongrijpbaarheid, ons
opsluiten omdat wij op nog vrijer voeten zijn dan zij.
Voor zichzelf gaan zij bij voorkeur uit van een ruim heelal,
tienduizenden kerels in petten,
onverstoorbaar stuifmeel spuiend.
In het klein, de engte van hun lot, begint het vallen en de val.
Een soldaat van deze tijd staat niet als persoon geregistreerd,
maar als onderdeel van z'n geweer.
Bovendien is heldendom een optelsom geworden van gemiste ballen
(Daar worden ze, aldus verluidt,
opgegraven en gereactiveerd
op gezag van ene Lieve Heer,
die de ballen stap voor stap naar boven leert vallen).
| |
| |
| |
6 Vagevuur
Moeder ziet ze liefst vannacht nog aanschuiven,
in een stoel van extra hoog voltage, voor haar taco's.
Oven open, haar verterend vagevuur
laat zich nog niet lessen door een bataljon klaar-overs.
Evengoed draagt zij de wortel van het kwaad
onder lagen van liefdadigheid en moed.
Zij neemt ons onze mooiste dromen af en
zegt dat ze het voor ons eigen bestwil doet.
Op de nationale feestdag ter viering van de Scheiding
mag een man zijn eerstgenoemde ophouden
terwijl zij hem berooft van de eronder opgeslagen botervloot
(en wat dies meer zij daar bekokstooft, zie ook onder:
| |
| |
| |
7 Portret
Oogopslag vol woede, kinnebak met kloten van de
die te lang alleen maar lol hebben getrapt in molshopen.
Spreken vindt hij misbruik maken van zijn mond.
Heeft zich in zijn zwijgen een loodgrijze wijsaard aangeschaft,
die ook maar één boek heeft gelezen,
daarom doet geportretteerde eerder denken aan een duif
dan aan een totaler wezen.
Zou per vleugel door betoverende verten kunnen fascineren
maar prefereert gescharrel aan de grond
en, verkerend met de mens, op 2 poten potverteren.
| |
| |
| |
8 Interbellum
Moeder, languit in een poel van grenadine liggende
te dromen van iets heel erg liefs uit het interbellum,
moèst wel uit haar loopholes komen.
Prompt zag je ze buiten lopen, grienende verdiendieren
die nog moesten afleren te overleven.
Met de militaire tak van meditatie leerde moeder ons
Ook moesten wij het tuig postuum z'n sokken stoppen.
‘Een stoffelijk overschot zelf afgeschoten
mag je best een beetje warmte geven.’
| |
| |
| |
9 Maya
het volk gaat op de knieën voor de opgepompte Maya
Het leven als bij toverslag bot uit in
miljarden baretten met rode pompoenen.
Even is er weer liefhebberij in het bestaan,
meisjes spelen naakt op straat,
jongens in alleen hun voetbalschoenen.
Maar er is een mensenwet die zegt:
geen pijnlijker verdriet dan geen verdriet;
de strijd om het bestaan (de ene overbodigheid
tegen de andere wegstrepen) moet immers doorgaan.
De nu naderende zwaarbetraanden wanen zich
beknot in hun recht op honger.
Als 3/4 van de wereld lijden mag, waarom zij dan niet?
| |
| |
| |
10 Hertengeren
Hoe de slome deining van het welkom wuivend riet
onafweerbaar overgaat in de dans der aanvalsgolven.
Maar dansen doen we niet.
aangeschoten zwaartillende manspersonen
Het meeslepende huilen van wolven; het hertengeren.
Mensen willen zich niet met hun lot verzoenen,
ook als de tot razernij opgezweepte bromtol van het lot
zal de maalstroom desnoods in slow motion
verdergaan de permanent in diepe rust verkerende miljoenen
in hoog tempo uit te roeien.
|
|