[2004/2]
van de redactie
De redactie van De Revisor bestond uit mannen van de literaire actie, die dichters en schrijvers lieten debuteren, die tegen zere schenen aanschopten en zelf schreven alsof het een lust was. Wees niet bevreesd! Daar gaat ze in de toekomst gewoon mee door. Maar er is wel iets veranderd. Vanaf dit nummer maakt Manon Uphoff deel uit van de redactie, zodat er aan het barokke palet een binnen de Nederlandse literatuur volstrekt authentieke stem wordt toegevoegd.
Dit is een bont en opwindend nummer, een mélange van traditie en rebutanten, met daarbij andermaal een debuut. Hans Verhagen, de oude bard op wie het begrip traditie helemaal niet van toepassing is, opent dit nummer met een tiental fraaie nieuwe gedichten. Daarna volgen zeven korte verhalen, waaronder enige zeer beklemmende, van J.M.A. Biesheuvel. Willem Halbertsma, ofschoon al op leeftijd, debuteert met unieke klankgedichten. Rudi Fuchs, de kunsthistoricus wiens Dutch Painting sinds de verschijning in 1978 een internationale klassieker is, steekt de loftrompet over Hafid Bouazza. Er zijn visioenen van niemand minder dan Astrid Lampe en Ruben van Gogh. André Tempi debuteert met een intertekstueel spel met de traditie van de technopaegnia.
Debuteren is moeilijk, maar voor de tweede keer publiceren is wellicht nog moeilijker. In dit nummer nieuwe gedichten van Hans Hoenselaars, Sjoerd de Jong, Peter den Tex, Herlinda Vekemans en Nico Weber. Het duo Patrick Bassant en Sander Turnhout schreef een kort verhaal; een genre dat blijkens de inzendingen die de redactie mag ontvangen zeer moeilijk blijkt te zijn. Kwaliteit, daar gaat het om: de gedichten van de weerbarstige Lucas Hüsgen hebben die en dwingen daardoor publicatie af.