De Revisor. Jaargang 31
(2004)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Arie Storm
| |
[pagina 34]
| |
van de voornaamste uitwassen waar de Nederlandse literatuur mee worstelt: ik constateer (en dat doe ik vrijwel wekelijks in Het Parool - voor voorbeelden kan men daar dus terecht) een schrijnend gebrek aan degelijk vakmanschap. Schrijvers als H.C. ten Berge, Tomas Lieske en Herman Franke hebben het gewoon niet in hun vingers, ze beheersen de techniek van het romanschrijven niet voldoende; om van de gemaksliteratuur (een term die door Jeroen Vullings in zijn essaybundel Meegelokt naar een drassig veldje wordt gebruikt) van Karel Glastra van Loon, Anna Enquist, Pauline Slot en Margriet de Moor nog maar te zwijgen. Ze maken eenvoudigweg te veel elementaire fouten op het gebied van zowat alles (beeldspraak, compositie, het schrijven van dialogen et cetera). Steeds minder lezers, ook lezers die behoren tot de zogenaamde elite, lijken zich hieraan te storen. Waaraan ligt dat? De oorzaak moet, denk ik, in het volgende worden gezocht: het criterium voor een goede roman is niet langer of het een fraai geschreven en overtuigend artificieel ‘object’ is, nee, lezers willen weten of ze er iets aan hebben. Legt Arthur Japin wel goed de liefde uit in Een schitterend gebrek? Heeft Arnon Grunberg in De asielzoeker inderdaad een verrassend immorele opvatting over hoe de wereld en mensen in elkaar zitten? Dit zijn stuk voor stuk zaken die niets met literatuur te maken hebben. Goed schrijven staat niet langer in hoog aanzien, veel mensen (bijvoorbeeld zij die in Librisprijsjury's plaatsnemen) hebben er zelfs geen antenne meer voor. De Nederlandse literatuur (en deGa naar margenoot+ uitspraken die erover worden gedaan) is bezig te verzanden in gelul dat niets met het wezen van de literatuur te maken heeft. Een roman is een unieke uiting waarin elk woord op de juiste plaats staat en die je tijdens het lezen een nergens mee vergelijkbare ervaring bezorgt. Vooraf weet je niet wat dit leesavontuur je zal bieden en aan het einde van de rit is het ook niet de bedoeling dat je de roman tot een bepaalde wijsheid kan terugbrengen, een wijsheid vervat in een duidelijke mededeling waar je iets aan hebt. Als het goed is, is het onvoorspelbaar wat het lezen van een roman je als lezer zal opleveren. Het lezen van een roman is een ervaring, zonder dat die ervaring op een duidelijk aantoonbare wijze je levensgeluk verhoogt. Een goede roman draagt op zijn hoogst een bepaald gevoel over, zonder dat precies duidelijk is wat dat gevoel nu exact is. Dat effect wordt voor mij vaak verpest doordat nogal wat schrijvers niet meer over de elementaire vaardigheden beschikken om überhaupt een enigszins geslaagde roman te kunnen schrijven. Er is te veel broddelwerk dat ten onrechte voor vol wordt aangezien. Ik kan mezelf trouwens wel uit een depressie lezen. Ik heb niet de behoefte om als ik iets goeds heb gelezen hier met anderen over te praten. Wel praat ik graag over literatuur, maar dat is meer bedoeld om de sensatie die het lezen van een goede roman mij heeft geboden ook in een gesprek op te roepen. Waarom word ik gelukkig van het lezen van een goede roman? Niet omdat die roman me bepaalde perspectieven zou bieden over hoe ik nu verder moet gaan met leven of omdat die me een interessant wereldbeeld op- | |
[pagina 35]
| |
levert. Er bestaan niet zoveel interessante wereldbeelden. Wat het dan wel is wat mijGa naar margenoot+ gelukkig (of in elk geval gelukkiger dan ik zou zijn als ik niet zou lezen) maakt als ik een goede roman lees kan ik niet zo goed uitleggen. Toch kleeft er wel iets geheimzinnigs aan de aantrekkingskracht die een goede roman op mij uitoefent. Een goede roman biedt mij wel degelijk een wereld vol geheimen. Beter gezegd: een goede roman deelt mij geen geheim mee, maar is zelf een geheim. Dat geheimzinnige dat een goede roman is, heeft er zeker mee te maken dat een goede roman het vermogen heeft je naar een totaal onbekende ruimte te vervoeren; een wereld die je daarvoor niet kende en die je buiten die roman ook nergens zult tegenkomen (wat overigens niet wil zeggen dat ik een bizarre voorkeur heb voor fantasy of sciencefiction - integendeel). Deze sensatie is niet zonder meer te vergelijken met een vlucht uit de werkelijkheid die een roman zou kunnen bieden. Zoals Vladimir Nabokov eens heeft opgemerkt, is zo'n vlucht uit de werkelijkheid ‘alleen een schonere cel op een rustiger verdieping’. Daar zit een zekere aantrekkingskracht in, maar dat kan het niet uitsluitend zijn, hoewel ik dit aspect van het genot dat het lezen van een roman mij kan verschaffen zeker niet wil onderschatten. Misschien dat een goede roman, als we er dan toch per se een praktische functie aan willen geven, wel iets reinigends heeft: een goede roman laat zien dat God niet bestaat; een goede roman laat zien dat de mens niet wordt geleid door duistere driften en impulsen die hij- of zijzelf niet kent (de meeste mensen weten donders goed op welke rottigheid ze uit zijn; exit Freud); een goede roman laat zien dat de mens een uniek en onafhankelijk denkend individu is dat alles bereikt (of juist verpest, ja, zelfs meestal verpest) op eigen wilskracht. Een goede roman toont ons via allerlei versluierende omwegen (zo houd ik enorm van romans met een onbetrouwbare verteller; denk daarbij bijvoorbeeld aan Lolita van Vladimir Nabokov of aan Het boek der getuigenis van John Banville) tot op zekere hoogte de oppervlakkigheid van het leven en laat ons de schoonheid en lelijkheid zien die zich schuilhoudt aan of in die oppervlakte. Nogal wat mensen zijn ziende blind en zoeken voor alles een diepere verklaring terwijl die er eenvoudigweg niet is. Een goede roman leert ons weer letterlijk naar de dingen te kijken, terwijl de algemene opvatting (en dat is tevens een misvatting) tegenwoordig juist luidt dat een roman ons op een bepaalde duistere en figuurlijke manier naar dingen leert kijken - de auteur wordt in die misvatting beschouwd als een soort Jomanda, zeg maar, die ons voorhoudt dat er meer is tussen hemel en aarde. Heeft de literatuur een praktische functie, dan is het in mijn optiek dus die reinigende functie: een goede roman blaast occulte mysteriën op en laat zien dat de werkelijkheid ons al genoeg mysterie te bieden heeft. Een goede roman stelt zich dienstbaar op aan dat wat ik hierboven de oppervlakte noemde, een oppervlakte die je wat mij betreft de werkelijkheid mag noemen, en een goede roman stelt ons dus in staat om de wereld weer als | |
[pagina 36]
| |
nieuw te zien, hij stelt ons kortom in staat de wereld te zien zoals hij ook werkelijk is (niet meer en niet minder): een door het toeval geregeerde bol vol met vooralsnog gedeeltelijk onverklaarbare (maar daardoor niet per se geheimzinnige) schoonheid en lelijkheid (een andere favoriete auteur van mij is Paul Auster, die wat ik hierboven formuleerde keer op keer thematiseert). Maar zo eenvoudig kan het natuurlijk niet zijn. Dat wat in een roman plaatsvindt valt niet zomaar terug te brengen naar de die roman omringende werkelijkheid. Zoals gezegd voert een roman je binnen in een geheimzinnige ruimte en die ruimte is alleen aan te treffen in die roman. De woorden in een roman verwijzen naar een werkelijkheid die niet bestaat. Personages in een roman zijn daar mooi klaar mee: ze zitten opgesloten in een wereld die niet de werkelijkheid is. De meeste personages hebben daar geen weet van, personages kunnen zelf niet nadenken (ze denken na namens hun schepper, de auteur van de roman waarin ze voorkomen), maar sommige personages, en dat zijn ook vaak de meest memorabele personages (denk aan Humbert Humbert en aan Frederick Montgomery), vangen soms wel een glimp op van de wereld buiten het boek waarin ze gevangenzitten. Prompt verzetten ze zich tegen de rol die ze in een roman moeten spelen en ze proberen hun lot in eigen handen te nemen. Dan worden ze bijna menselijk. Als schrijver weet ik dat ik met een roman op de goede weg ben wanneer een van mijn personages (dat is altijd de hoofdpersoon) dergelijk gedrag gaat vertonen. De roman begint dan, zoals het cliché luidt, als het ware zichzelf te schrijven. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, want ik blijf nog altijd als een soort magiër de baas over de gebeurtenissen in mijn eigen boek. Een goede roman speelt zich af in een parallelle wereld en heeft eigenlijk niets mee te delen over de wereld waarin wij leven - of in elk geval kost het enorm veel moeite om die twee werelden harmonieus met elkaar in verband te brengen. Die parallelle wereld hoeft niet per se een enorm grote wereld te zijn. De Franstalig Belgische auteur Jean-Philippe Toussaint liet zich eens in een interview ontvallen dat de term minimalistisch hem niet stoorde. ‘Het oneindig kleine ligt tenslotte vlak naast het oneindig grote,’ deelde hij mee,Ga naar margenoot+ en hij voegde daaraan toe: ‘Ik wil geen verhaal vertellen, psychologie interesseert me niet. Mij gaat het om de momenten dat de tijd stilstaat en daarvoor heb ik weinig middelen nodig.’ Om die momenten gaat het mij in mijn werk ook vaak. Een goede roman speelt zich af in een tijd buiten onze tijd en die schaduwtijd die zo wordt gecreëerd staat vaak stil. Stilstand stelt je in staat eens goed naar de dingen te kijken. Toussaint gebruikt de term minimalistisch overigens niet in de betekenis die er in Nederland vaak aan wordt gegeven en waarmee dan in positieve zin het werk van kleinkunstenaars als Elsschot, Nescio en Hotz wordt bedoeld. Een dergelijke kleinheid (zo kaal mogelijk allerlei zaken beschrijven) interesseert me niet. Hoe er met tijd wordt omgegaan is überhaupt een van de moeilijkste en interessantste | |
[pagina 37]
| |
zaken die bij het schrijven van een roman om de hoek komen kijken. Een goede romanGa naar margenoot+ heeft een goed ritme. En dat sluit andere zaken niet uit. Weliswaar heerst er in mijn romans vaak een zekere stilstand, maar tegelijkertijd vind ik dat een goede roman wel degelijk een sterke plot heeft. Nabokov, Auster, Banville, Tim Parks... lees hun boeken en constateer dat er sprake is van een overtuigend gebrachte intrige. En van humor (een punt dat ik hier niet al te sterk zal benadrukken, maar een goede roman is per definitie geestig). En van degelijk vakmanschap. Want daar begint en eindigt alles mee. Anna Enquist (zij is overigens niet de allerberoerdste schrijver die ik ken, maar ze levert altijd zulke duidelijke voorbeelden) zei een keer naar aanleiding van het werk van Nabokov het volgende: ‘Het soort werk dat ik maak heeft altijd met heftige gevoelens van doen, die je mooi of zinvol in taal moet vatten. Zo lees ik Nabokov ook.’ Het is weer precies de spijker op de kop zoals het niet zit. Een goede schrijver begint met taal en heeft geen gevoelens. Het wonder is dat hij uiteindelijk toch misschien bij een bepaald gevoel uitkomt. Maar het gevoel dat uiteindelijk in een roman ondanks alles wordt opgeroepen, is nooit eenduidig terug te brengen naar de wereld die buiten die roman bestaat. Ik geef Nabokov graag het laatste woord: ‘Naar mijn mening dient er een artistieke, harmonische balans tot stand te komen tussen de geest van de lezer en de geest van de auteur. We moeten, met plezier, een beetje afstand houden, en tegelijk moeten we hevig - hartstochtelijk, met tranen en koude rillingen - genieten van het innerlijke weefsel van een meesterwerk.’ | |
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
|