roman, zoals je het boek zelf noemt?
Volgens mij ben je een uitventer van gelegenheids-argumenten. Want niemand heeft je gevraagd boekhouder te spelen. Je had slechts iets minder banaal kunnen fictionaliseren. ‘Spring!’ dacht Arends vlak voordat hij sprong.
En deed vervolgens wat hij zojuist had gedacht.
Goed, je bent trots op je biografie. Waarschijnlijk ben je zelfs trots op je artikel in De Revisor. Omstandig leg je daarin uit dat de slechte recensies je eigenlijk niets deden. Want naast de ‘onredelijke en onzinnige kritiek’, hadden interviewers, redacteuren en redactrices van radioprogramma's en organisatoren van literaire avonden je het gevoel gegeven dat je de Libris Literatuur Prijs had gewonnen.
Lieve Nico, ik haal je uit een droom. Zelf ben ik jarenlang radioredacteur geweest. Het was mijn vak om al die goedzakken die voor twee boekenbonnen naar de studio komen, te vertellen dat ze een potentiële Nobelprijswinnaar zijn. Nooit heb ik een gast gekend die dat geloofde. Nooit heb ik een wonderlijker gast gekend dan de man die de Arends-biografie schreef.
Ook sommige recensenten hebben je ijdelheid gestreeld. Je wilt anderen graag deelgenoot maken van dat gevoel, want je citeert lovende recensies bijna in hun geheel. ‘Bij wijze van repliek’, zoals je boven het artikel liet zetten. Je voegt aan al die lovende woorden steevast toe dat de bespreker de moeite hebben genomen je boek ‘goed te lezen’. Of zelfs dat deze of gene bespreker ‘Arends heeft begrepen’. En zelfs uit kritische recensies citeer je de paar lovende opmerkingen die ook daarin blijken voor te komen. Zelfs uit de zeer negatieve recensie van Elsbeth Etty weet je nog een paar vriendelijke citaten te plukken.
Wat een ijdeltuiterij! Alsof je helemaal geen reden had om terug te slaan. En nadat je uitgebreid de lof van mevrouw Truijens van de Volkskrant hebt herhaald, kom je tot die meesterlijke zin, die ik zo vaak heb gelezen-omdat ik lang niet kon geloven wat ik zag - dat ik 'm hier uit het hoofd opzeg: ‘Ik citeer haar (Truijens - PvO) niet om mezelf mijn schrijverspen als veer in mijn achterste te steken, maar om te laten zien dat de schrijver voor een goed begrip van zijn boek afhankelijk is van de lezer.’
Prachtig. Want wat zeg je daarmee? Dat iemand je boek moet begrijpen om het te prijzen? Dat al degenen die je boek niet hebben geprezen, het dus ook niet hebben begrepen? God, je bent echt de onbegrepen kunstenaar in de meest ridicule gedaante. Je maakt jezelf hiermee volstrekt onkwetsbaar voor welke kritiek ook. Elke opmerking die jou niet bevalt, is immers vrucht van het onbegrip van onwelwillende en luie lezers. Zelfkritiek is jou volledig vreemd. Je bent een man die in een aanmerking slechts onbegrip kan lezen, en in goedkeuring begrip.
Helaas Keuning, het is aan de lezer om een oordeel te geven over je boek. Als je werkelijk denkt dat je uitsluitend afhankelijk bent van lezers en niet van dat waar het op aan komt (voor een schrijver, en voor een lezer), te weten: je eigen talent, discipline, taalgevoel en eruditie, dan moet je een ander vak kiezen.
Of misschien toch maar gewoon voor de klas blijven staan, en met het uitgestreken smoelwerk van de autoriteit cijfertjes uitdelen aan weerloze pupillen, zonder angst te hoeven hebben ooit zélf geoordeeld te worden. Hoewel ik die kinderen niet benijd, lijkt me dat jij als de Pennewip uit Heiloo nog het minste schade kunt aanrichten.