| |
| |
| |
Herman Franke
Na het vrijen de jackpot
Fruitautomaat Black Cherry 1932
Als je duizend keer een dobbelsteen opgooit, kijk je ongeveer 165 keer tegen zes ogen aan. Dat is de wet van het toeval. Ik heb veel moeite met die wet. Tegen het toeval ben je kansloos. Hoe langer je doorgaat, hoe zekerder het is dat je verliest. En toch ga je maar door. Vrije wil? Hou toch op. Je vrije wil is een fruitmachine die door een ander bespeeld wordt. Dus je moet wel, ook al wil je niet en besef je dat het een bij voorbaat verloren strijd is. Ze tuimelen buiten jou om, die appeltjes, peertjes, druifjes en aardbeien. Je hoopt op een fout, maar het toeval maakt nooit een fout. Never, ever. Dat weet je, dat knaagt aan je, dat maakt je somber en opstandig en daarom is er niets irritanter dan zo'n studerend meisje in een strakke spijkerbroek met van die levenslustig naar voren priemende tietjes dat eerst een kwartier zenuwachtig naast je komt staan en dan pas voldoende moed heeft verzameld om je te vragen hoe vaak en waarom je hier staat. Ze willen die kasten terugdringen en daarvoor hebben ze gegevens over ons nodig. Speelt u voor de lol? Om te winnen? Omdat uw vrienden het ook doen? Om te vluchten? Het lijkt wel of alle universiteiten onderzoek naar ons doen. En elke keer als ik vanuit mijn ooghoeken de contouren van een meisje zie, ben ik bang dat ze mijn dochter op me hebben afgestuurd, met een vragenlijstje.
Mag ik u wat vragen? Mijn god.
Ze snappen er ondanks al die onderzoeken blijkbaar nog steeds niets van want elke maand val ik wel een keer in de prijzen en verdomd, dat is vaker dan dat ik hier de jackpot hoor rinkelen. Veel vaker, mag ik wel zeggen. Meisje, antwoord ik, hoe vaak en waarom vinger jij jezelf? Blózen die dingen. Maar dat kan me niets schelen, want ze hebben er zelf om gevraagd en ik niet. Ik zeg: héél vaak, toch, omdat het zo lekker is, toch? Drie barscrests op een rijtje is mooi, maar mooi is ook een meisje dat knalrood haar blik afwendt en van schaamte in zichzelf wil wegkruipen. Je zou je hele kapitaal wel voor ze willen vergokken, zo mooi onschuldig zijn ze dan.
Ik vraag me altijd af wat ze met mijn antwoord doen op hun laptopjes. Ze vullen maar wat in, denk ik, om van me af te zijn. Niemand controleert ze, dus het is nog een godswonder dat ze je daadwerkelijk wat komen vragen want ze kunnen net zo goed thuis met een paddo achter de kiezen een antwoord verzinnen, wat vast en zeker ook heel vaak gebeurt. Dat valt aan die statistieken van ze niet af te lezen. Drieënnegentig procent van
| |
| |
Balthasar van der Ast
Vruchtenstilleven 1623
ons vindt zichzelf niet gelukkig, lees je dan in de krant. Wie zal zeggen dat het niet waar is? Of wel waar? Van mezelf zou ik het niet weten, laat staan van de anderen. Statistieken zijn de fruitmachines van de wetenschap. Geluk en ongeluk associeer ik met Droste-flikjes, petticoats, nozems en Dappere Dodo. Of ze daar op hun computertje ‘niet gelukkig’ van maken, weet ik niet. En het doet er niet toe. Als zo'n kast gaat geven, ben je gelukkig, maar dat telt niet, geloof ik. Ze vragen naar geluk dat niet bestaat; geen wonder dus dat ze ontdekken dat we onszelf niet gelukkig vinden.
Ik moet wel zeggen dat ze zich niet allemaal zo gemakkelijk laten afschepen. Laatst was er zo'n brutaaltje dat me na die vraag over dat vingeren onbewogen aankeek en zei: ‘Elke dag, weer of geen weer’. Op al haar vragen heb ik daarna serieus antwoord gegeven, maar ze drukte alleen maar enkele keren met haar zwart gelakte vingernagels (tik, tik, tikketikketik) op de toetsen, terwijl ik breedvoerig vertelde over wat ik nog nooit aan iemand verteld had, zelfs niet aan mijn ex-vrouw. Ze zijn niet geïnteresseerd in wat je werkelijk vindt, want daar kunnen ze niets mee op de vragenlijsten. Je hele verhaal leidt hooguit tot een procentje meer of minder in hun statistieken, die even sterk gebukt gaan onder de wet van de grote getallen als ik, maar dat vinden ze merkwaardig genoeg geen bezwaar, die meisjes en hun supervisors. Voor statistieken krijgen ze studiepunten, voor verhalen niet. Ik meende bij elke vraag nog midden in mijn antwoord te zitten als ze me al intoetste op haar zakcomputertje en haar ogen liet afdwalen langs de gebogen ruggen van mijn lotgenoten. Wat een treurigheid, zag je haar denken. Het einde van mijn antwoord op haar laatste vraag wachtte ze niet eens af. ‘Bedankt, hè.’ En daar ging ze met een paar goden van billen. Ik heb die avond mijn halve loon vergokt op die vuile Oldtimer daar in het midden. Uit die kast heb ik één keer een volle pot gehaald en dat schept een band. Je denkt dat je daarna iets hebt met zijn tweeën, wat natuurlijk onzin is, maar je moet toch wat als niets houvast biedt? Of moet je thuis gaan zitten zappen? Aan de bar met bierviltjes gaan spelen tot het bier je de strot uitkomt? Een escort-meisje laten komen? Op bezoek gaan bij je zus waar drie fruitmachines van kinderen je het geld uit de zak kijken? Nee, dan zit ik liever hier tot ik van mezelf moet kotsen. Hier ben ik heer en meester van mijn eigen ellende. Toen ik dat tegen dat brutaaltje zei, liet ze haar toetsen onberoerd en keek me zowaar een beetje medelijdend aan. Daarna herhaalde ze haar vraag, dus misschien was het wel geen medelijden.
Zoals je nooit een kast kunt begrijpen, zo zullen ze met al die onderzoeken ons nooit begrijpen. Geloof me, de statistiek is van de massa en ze houdt niet van eenlingen. Ik heb volgens de cijfers net als iedereen een grote kans om zeventig te worden maar wat zegt dat als ik morgen onder een auto kom? Kansen bestaan niet, kansen zijn verzinsels. Iets gebeurt of iets gebeurt niet. Als iets niet gebeurt, had het geen schijn van kans. En wat wel gebeurt, kon niet uitblijven. Alles daartussen is koffiedikkijkerij, fantasie dus. Natuurlijk, ik had het allemaal anders moeten doen, maar had ik het ook anders kúnnen doen? Dat is
| |
| |
Jan Davidz. de Heem
Vruchtfestoen 1646/1648
de vraag. Veertig procent van de huwelijken eindigt in een echtscheiding. Ik bedoel maar, had ik een kans tegen de loop der dingen? Of vocht ik tegen een dictatoriale overmacht? Je maakt ruzie met de vrouw van wie je houdt maar in werkelijkheid knok je tegen het hele leven. Niet? Eigenlijk is dat ook met die fruitkasten hier het geval. Je kunt niets voorspellen. Een kast doet wat hij wil. Hij neemt of hij geeft. Daar heb je geen invloed op. Je hoort wel allerlei theorieën hier, er zijn er die menen dat je een zonnebril moet dragen of dat je alleen oude munten moet gebruiken, maar zo'n kast voelt of ziet niets en regelt zichzelf. Als je een tijdje staat en er verschijnt een puntental van drie cijfers op de kast, dan denk je dat het een gevecht van man tegen man is, maar in feite speel je tegen de wereld, het heelal, zeg maar god. Dat voel ik het sterkst als ik drie kasten tegelijk heb staan draaien en de startknoppen heb vastgezet door er een naamkaartje tussen te duwen. Het kost me soms honderden munten in een kwartier, maar ik heb het er graag voor over, voor dat overweldigende gevoel, voor dat brandend hete besef dat alles totaal uit de hand loopt en dat je, wonder, o, wonder, toch nog leeft. Het is alsof je zelf zo'n citroen bent die maar aan het hollen en stilstaan is zonder te weten waarheen en waartoe.
Is dat dan een lekker gevoel, meneer?
Ja, meisje, anders stond ik hier toch niet. Het is een zeer prettig, bijna orgastisch lekker klotegevoel. Ik kan me geen lekkerder klotegevoel voorstellen. Zonder dat gevoel, zou ik mijn bed niet meer uitkomen. Zonder dat gevoel, was ik nog getrouwd en hield mijn dochter van me.
O, ja? Zwevende handen boven de toetsen. Moeilijk hè, meisje?
Winnen is goddelijk, dan gaan die lampjes als het ware branden in je hoofd, maar wanneer je verliest heb je gewoon pech gehad, meer niet. Verliezen is niet belangrijk zolang je nog winnen kunt. Pas als je geld op raakt, neemt ook verliezen je emotioneel te grazen. Als ik wil, kan ik er best voor zorgen dat ik niets verlies en niets win. Maar dan speel ik niet. Dan zit ik als het ware de munten van mijn ene in mijn andere hand te gooien, dat kan ik thuis ook wel. Jongleren, noem ik dat. Een beetje klooien. Nee, je speelt pas echt als je de machine dansend en springend wilt laten braken zodat ze allemaal om je heen komen staan omdat het kletteren maar niet ophoudt. Je moet ze tot overgave willen dwingen, die geile sinaasappelpersers en druivenstampers. En juist als het niet lukt, moet je overstappen op een random runner of een club 2000. Uit die opgevoerde piekkasten kun je grote bedragen halen, maar ze zijn uit op je ondergang. Je moet het gevecht durven aangaan. Zo heb ik ook altijd geleefd. Vol risico. Recht op het grote geluk af. Mijn pech was dat ik onmiddellijk de jackpot won met een vrouw die nog mooier, liever en slimmer was dan de vrouw van mijn dromen. Stel dat je hier de eerste keer binnenkomt, je gooit vijf munten in de gleuf en je wint een bedrag dat ze nog nooit hebben hoeven uitkeren. De munten stromen over de rand van de bak over de vloer tot in de uithoeken van de hal. De mensen kruipen over de grond en vullen hun zakken. Dan waag je al gauw nog eens
Michiel Simons
Stilleven met vruchten en kreeft ca. 1670
| |
| |
Coenraet Roepel
Vruchtenstilleven 1700-1745
een keer een gokje, nietwaar? Je denkt, al die sloebers verliezen, maar als ik meedoe, gaan de belletjes rinkelen. Maar de waarheid is dat je daarna alleen nog maar kunt verliezen. Ja, meisje, je kunt beter rustig aan beginnen, je moet het geluk goed timen, want anders vernielt het je leven. Dan word je zo'n sporter die piekt op de training maar die op de dag van de grote wedstrijd lood in zijn benen heeft.
Heb ik te vroeg gepiekt? Ja, heel goed, vrouwtje.
Hoeveel geld heeft u vandaag nou verloren? Van zo'n vraag, ook al komt die uit een lief, goudkleurig gestift mondje, kan ik onmiddellijk heel depresssief worden. Zit je lekker te spelen, voel je aan de spanning in je lichaam, aan de temperatuur in de hal, aan het geluid van de kast en het geflikker van de lampjes, dat er iets moois in de lucht hangt, drukt zo'n meisje je met de neus op feiten. Aan feiten heb je op dat moment helemaal geen boodschap. Wie aan de feiten denkt, wordt nooit een speler. Zo moet je niet denken, zeg ik dus tegen haar. Als je zo denkt, kom je nergens. Je moet vragen hoeveel ik hoop te wínnen. Ik vraag toch ook niet aan jou hoeveel jaren je na het afstuderen werkloos denkt te zijn. Nee, ik vraag je wat je wilt worden. En dan haalt zo'n meisje haar mooie schouders op en zegt niets, want ze wil antwoorden en geen vragen. Ik wil wedden dat haar supervisor haar gewaarschuwd heeft voor de respondenten die terugvragen. Maar omdat ze zwijgt en ik niet tegen zwijgen kan als er gesproken wordt, vertel ik maar dat er veel te winnen valt als je niets meer te verliezen hebt. En voor je het weet, begin ik dan ook nog te lullen over mijn vrouw en dochter en laat ik zelfs foto's van ze zien. Ik heb ze vergokt, zeg ik dan. En zo is het. Het leven kan ook verbazend simpel zijn.
Laatst stonden er 900 punten op de kast, dat is 150 euro, dus dan moet je hem laten aftikken en wegwezen, maar dat deed ik niet. Ik raakte in een soort hypnose en verloor de hele winst en nog veel meer. Rationeel weet ik dat er niets te voorspellen of te beïnvloeden valt. Maar wanneer je achter zo'n kast staat, zijn die draaiende rollen, die lampjes links en rechts en boven en onder op de een of andere manier zo interessant dat je denkt dat je het spel toch kunt beïnvloeden. Vooral wanneer je er meer en meer geld ingooit. Het is een combinatie van geld en ideeën. Je denkt dan bijvoorbeeld dat je juist door moet spelen als je twijfelt. Of je gaat je inbeelden dat die kast gaat geven als er niemand kijkt. En als er iemand achter je staat mee te spelen, denk je dat hij erop uit is om jouw geld er straks met een munt uit te halen en dus ga je door. Hoe meer geld, hoe meer ideeën en hoe meer ideeën des te gemakkelijker gooi je er weer geld in. Goed, het is waanzin, dat snap ik, maar wat maakt dat uit? Ook de mooiste dingen komen uit waanzin voort en daar zegt niemand wat van. Ik vind: niemand staat hier zomaar zijn geld weg te gooien. Wij spelen op die kasten, maar wij zijn geen kasten.
Ik heb het allemaal aan haar proberen uit te leggen. De laatste keer heb ik mijn ziel geopend, wat niet meevalt als je zo'n ziel hebt als ik, zo'n ziel die zichzelf en anderen tot last is. Jij bent de mooiste en liefste vrouw van de wereld, zei ik. Nooit zal ik meer van
Vincent van Gogh
Stilleven met stenen bak met peren 1885
| |
| |
Raoul Martinez
Stilleven met druiven en perziken 1941
iemand houden dan van jou, maar er galoppeert een paard in me dat de dood zoekt op de prairies van het wilde westen. Jawel, ik werd te dichterlijk, maar wat moet je zeggen als je niet weet waarom je je hele loon in gokkasten gooit, geld steelt uit de spaarpot van je kinderen en vakantiereisjes annuleert om een paar uur achter een kast in een amusementshal te genieten van het gevoel dat je hopeloos en volstrekt naar de kloten gaat? Ik had me twee lange maanden weten te beheersen. De dingen schoven weer op hun plaats thuis. De zon kwam op en ging onder, het regende pijpenstelen zo nu en dan en we aten en dronken er goed van. Maar terwijl ik met haar vree, lonkten de kasten met hun lampjes en het gerinkel, met de spanning, de hoop, de ideeën en de bevrijdende leegte in je hoofd als de laatste munt is verspeeld. Juist na het vrijen wilde ik de jackpot.
Dát heb ik nooit tegen haar durven zeggen. Ik vond het zelf ook te ver gaan. Het was een pijnlijk gevoel; zo'n gevoel dat als een mes tussen je schouderbladen wrikt. Maar die laatste keer ben ik dus inderdaad na een uurtje verknipt denken en plafondstaren uit bed geslopen, heb me zachtjes aangekleed en heb mijn hele girorekening leeggespeeld. Ik zie me nog high van euforische wanhoop uit die amusementshal lopen. A misty, misty atmosphere. Ik huilde en lachte tegelijk. Maar het was hoe dan ook een hoogtepunt in mijn leven. Alles verliezen kan even mooi zijn als de jackpot. Daarom sta ik hier nog steeds.
Maar je wordt er erg moe van, het sloopt je, dat jojoën tussen hemel en hel. Ik hoop niet dat ik oud zal worden, maar dat heb je niet voor het zeggen. De dood is even onvoorspelbaar als een rondom runner. Maar de statistieken zeggen dat als je ouder wordt, je een steeds grotere kans hebt om nog ouder te worden. Iemand van tachtig heeft veel meer kans om negentig te worden dan iemand van tien. Je duwt als het ware van dag tot dag de dood verder van je af, ook al steven je er rechtstreeks op af. Zie je, ware fruitkasten zijn het, die statistieken. Maar mooi is het wel, dat beeld van de mens die zwoegend met gekromde rug de dood voor zich uit duwt als een grote ronde steen, waardoor hij de afgrond vlak voor zich niet ziet. Dat vind ik nou kunst, echte kunst. Daarvan lopen de rillingen over mijn rug. Misschien had ik schilder of dichter moeten worden in plaats van een bespeler van fruitkasten. Maar dat weet je niet van te voren en nu is het te laat.
Begrijp je het niet? Ach, daar ben je nog te jong voor, meisje. En je kunt het toch niet kwijt op je computertje. Tik maar gewoon: geen mening. En vertel maar aan je vriendje vanavond dat die arme man nog vaak denkt aan de dag dat hij bijna onder een tram kwam. Het motregende. Ik liep zo geconcentreerd te denken aan wat mijn vrouw me die morgen, onmiddellijk nadat ze wakker was geworden, had toegefluisterd dat ik de bel niet hoorde. Even je kop te veel bij het leven en de dood grijpt zijn kans, dacht ik, terwijl mijn hart nog in mijn keel klopte en ik trillend de tram nastaarde. Mijn rug deed pijn. Een klein meisje keek me met open mond aan, alsof ik uit de dood was opgestaan. Zo zal ze later naar de mannen kijken als die in haar klaar komen, dacht ik. Neem me niet kwalijk, maar dat dacht ik en je wilt de waarheid toch horen?
Mariëtte Linders
Fruitschaal 1984
| |
| |
Bart van der Leck
Stilleven (bakje met appels) 1921
‘Het is allemaal zo vaag,’ fluisterde mijn vrouw. ‘Net alsof er mist in dit huis hangt. Ik zie alleen nog maar contouren.’ Haar ogen leken op periscopen; periscopen van gevoelens die ik niet meer kende. Het viel me op dat ze haar oogschaduw de avond tevoren niet verwijderd had. Ze zou net gehuild kunnen hebben, zo smoezelig zag ze eruit. Ik las angst in de manier waarop ze haar gezicht eerst afwendde en toen weer terugdraaide. Ik zie liever woede dan angst, want angst gaat mijn krachten te boven. Angst gaat verder dan woede. Ze ging altijd opgemaakt naar bed als ze zin had in vrijen, want ze wilde alleen op haar mooist bemind worden. Ik schrok omdat ik heel even niet meer wist of we die nacht gevreeën hadden. Het niet meer weten, besefte ik, behoorde tot het terminale stadium van een verhouding. Het luchtte me op toen ik er zeker van was dat we niet gevreeën hadden en dat ik vrijwel onmiddellijk in slaap was gevallen. Daarna schrok ik nog een keer.
Waarom? Denk even na, meisje. Ja?
‘Ik zie alles juist akelig scherp voor me,’ zei ik dus tegen mijn vrouw.
‘Gelukkig maar,’ antwoordde ze met veel sarcasme in haar stem. Ze draaide zich om en trok het dekbed mee waardoor ik bloot kwam te liggen en er een koude rilling over mijn rug liep.
Ik zeg niet dat ik daarna begon te spelen, dat zou je wel willen, want dan zou je het begrijpen. Geloof me, als ik al die vraagjes van jou kon beantwoorden, dan stond ik hier niet naar rondtollend fruit te kijken en me te schamen voor mijn dochter. Je lijkt op haar, meisje. Jullie lijken allemaal op haar, jullie zijn met zovelen dat ik er droevig van word. Ach, ze valt onder de wet van de grote getallen, mijn dochter, mijn meisje. Tja, het zat erin. Kun je daar wat mee op je vragenlijstje?
Bart Domburg
Stilleven 1988
|
|