De Revisor. Jaargang 29
(2002)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
E. du Perron
| |
[pagina 43]
| |
Van een werkelijk gedetailleerd program is in Sjahrirs betoog geen sprake: zo'n program is ook niet te geven, vooràl niet door een kunstenaar. Een kunstenaar kan ten deze willen en hopen, proberen ook, niet voorspellen en berekenen. In menig opzicht is Sjahrirs betoog trouwens een indonesiese afspiegeling van, een pleidooi voor het ‘socialisties realisme’, waarover in linkse schrijverskringen - op het parijse congres gezegd ‘ter verdediging der kultuur’ bijvoorbeeld - nu drie jaar geleden zoveel te doen is geweest. Ook daar een vermenging van romantiek en realisme; de metode moest realistisch zijn want sociaal, de stof zou vanzelf romanties zijn, want was immers revolutionair. De formule eindigde met niets meer te omvatten, omdat zij alles omvatten ging; en iedere schrijver die maar mee wilde doen, bleek op de een of andere manier nog ‘sociaal-realist’ te kunnen zijn. [...] Natuurlik zou het heerlik zijn wanneer de ‘individualist’ altijd talentloos en vergankelijk was en de ‘soldaat’ altijd een genie. Het ongeluk echter wil dat de kunst de volle man eist, en dat daarom de individualist altijd een iets betere kans maakt dan de soldaat. Een regel hiervoor bestaat echter niet. Er zijn geen programma's te bedenken voor blijvend werk of gegarandeerde genialiteit, en de kunst - om het besef dat hier als rechter optreedt kort aan te duiden - houdt geen rekening met goede bedoelingen, bekroont of verwerpt, zonder aanzien des persoons, de individualist en de soldaat. [...] In hoofdzaak is wat Sjahrir zegt natuurlik juist; ik zou er alleen aan willen toevoegen dat ik óók niet geloof aan de nu verketterde leuze ‘art pour art’, anders dan als hulpmiddel om een bepaald soort kunst van een ander soort te onderscheiden. Zodra men even doordenkt, moet men inzien dat niemand kunst maakt alleen om de kunst. Een schrijver die 100% volhoudt dat hij dit doet, liegt bewust of onbewust. Men schrijft altijd of tégen, of vóór iets; om zichzelf of zijn soort te rechtvaardigen; om zich te verheffen of te verstrooien; om voort te duren, om de verveling te verdrijven of geld te verdienen; om zich te bevestigen of te leren kennen; om de roem of om zich de illuzie te geven van iets te doen, van iets te beheersen, in een kruipend of vliedend bestaan. Er is altijd iets menselijkers en diepers, iets verheveners of geniepigers, dat iemand dwingt zich aan de kunst te wijden; iets dat men wel opnemen of versmelten kan met het begrip ‘zuivere kunst’, maar dat niet natuurlikerwijs tot dit begrip behoort. Met een variant op Pascal zou men kunnen zeggen, dat wie 100% aan art-pour-art gelooft, niet weet wat een mens en wat kunst is. | |
[pagina 44]
| |
|