Friederike Mayröcker
Het gecalqueerde der wolken
Toen ze daar gezamenlijk over de bosgrond, en zij hem steunend, de vochtige bemoste boomwortels overslaand, en hij langzaam en zwijgend doorstapte, in een verte blikkend, totaal niet naar haar, en ik, vooruitlopend, of achter hun, naar mijn gedachten hakend, terwijl hij, dit binnenwaarts blikken van hem, maar ik was zo in beslag genomen (‘verzwolgen’), maar ik had mij zo absent bij hun gemaakt op deze zomerse wandeltochten door het bos, en opgelucht, als ze mij oversloegen, zo nu en dan, maar dan in zijn laatste zomer, onder een glimlachen vol besef in de schommelstoel, uit het venster blikkend, en zwijgzaam, de berg in het venster schouwend, of in een verte, waarin ik niet blikken kon, en met de handen de knop van de armleuning omklemmend, alsof hij daar houvast zocht, en ik hem nog fotografeerde, of later in het ziekenhuis, een paar dagen voordat hij stierf, toen ik voor twee dagen weg moest, en hij me vroeg, moet dat nu heus, en ik hield vol dat ik weg moest, en hij me lang uitzwaaide, en dan het telefoontje uit het ziekenhuis, hij is vanochtend overleden, en ik niet wist hoe ik moest reageren, en ik helemaal verkeerd reageerde, en toen we hem naar buiten droegen, toen, in onweersregen en storm, een hete augustusdag, en de opgestoken paraplu's aan alle kanten dreigend met de uiteinden van hun ribben, deinend en op en neer wippend, en de diepte van het gedolven graf, en de houten vlonder naar het verse graf, alles doorweekt, alles in stromen, de tranenstroom, in neerkletterende regen, in de striemende storm, en hij ervandoor ging, zo, in de onweersstorm, en zij het niet waar wilde hebben, nauwelijks huilde, en het kranslint met de laatste groeten plotseling afscheurde en verwaaide op een andere verse grafheuvel, en ze om die reden begon te huilen en zei dat hij haar laatste groet niet had willen accepteren, ze had zich misschien met hem moeten laten begraven, dat had hij misschien zo gewild, na deze vele jaren
samen, het gecalqueerde der wolken, de beide kastanjebomen, moskussentjes op de nok van het dak, grijsgroen in plaats van ogen vaders ogen, zoals het is zoals het met mij staat, zegt hij, hoef ik nauwelijks meer te eten, te drinken (in het voorbijvliegen van de voortuinen).